De method feeder is in de eerste plaats
ontwikkeld voor karpervissers, maar wordt steeds meer gebruikt bij het
gericht vissen op grote brasem en zeelt.
Er bestaan zowel vaste als in-line method feeders, maar beiden berusten
op hetzelfde principe.
Het is het de bedoeling dat je aas vlakbij het lokvoer ligt.
Het principe is gebaseerd op het zelfhaaksysteem. De brasem of
karper haakt hierbij zichzelf. Dus het is belangrijk om bij de aanbeet
de haak niet te zetten, maar gewoon de hengel vloeiend op te pakken en
contact te maken met de reeds gehaakte vis.
De aanbeten zijn meestal keihard. Zorg er dan ook voor dat je de hengel
in je hand hebt, of dat hij minstens veilig ligt afgesteund zodat hij
niet uit de steun wordt getrokken.
Na de aanbeet is het best om de hengeltop zo laag mogelijk te houden
waarbij je deze evenwijdig met de oever houdt.
De brasem of karper blijft op die manier goed diep.
In het begin van de dril de spanning op de lijn houden en zo nodig de
slip zijn werk laten doen. Vervolgens binnendraaien met zijwaartse
pompende bewegingen.
Pas wanneer de vis pal bij de oever is breng je het landingsnet onder de
vis en omhoog.
De method feeder is het meest geschikt voor stilstaand water met een
diepte van 2 tot 3 meter. De afstand waarop je kan vissen varieert
sterk, maar het efficiëntst is tussen de 15 en 40 meter. Grotere
afstanden zijn ook mogelijk maar dan moet je wel reeds zware feeders
gebruiken.
Bij normaal vissen gebruik je feeders tussen de 15 en 35 gram.
In principe heb dus voor het vissen met de method niet meer nodig dan
een fijngevoelige feederhengel of een wat
zwaardere winkle picker.
Ver hoef je meestal niet te werpen en daarom hoeven de hengels ook niet
lang te zijn, 2.7 tot 3.3 meter volstaat.
Een goede progressieve parabolische actie is wel handig om de grootste
schokken op te vangen. Dit komt zeker ten goede in de laatste fase van
de dril en bij grotere vis.
Als hengel een
De lijndikte is afhankelijk van de te verwachten vis, maar als
hoofdlijn voldoet 22/00 nylon en als onderlijn 14/00 tot 18/00 voor de
meeste vissoorten.
Gevlochten lijn is alleen goed voor grotere afstanden en in combinatie
met een nylon voorslag.
Door het gebruik van een korte onderlijn is in de war werpen nagenoeg
onmogelijk, en al helemaal niet als je het haakaas bovenop het voer op
de method drukt.
Je aas plaats je aan de bovenkant, kneed daar vervolgens nog wat voer
omheen, maar zorg er steeds voor dat het aas nog zichtbaar is.
Met een onderlijn tussen de 8 en
12cm heb je een goed gemiddelde, en ligt je haakaas vlakbij of tussen
het voer.
Kleefkracht
is om meerdere redenen het sleutelwoord wat betreft het voer.
Micro pellets en goed klevend grondvoer zijn de belangrijkste
grondstoffen.
Grof grondvoer en toevoeging van los voer, bv maden zijn niet aan te
bevelen.
Die laten de bal voer tijdens de worp reeds uiteen breken.
Het voer moet echter tot op de bodem op de method blijven plakken en
niet bij de inslag op het water uiteen breken.
Daarna moet het voer op de bodem langzaam vrij komen.
Na de inworp draai je de lijn strak maar let er op
de feeder niet te verplaatsen
Wat betreft haakaas worden hoofdzakelijk
mini boilies of pellets gebruikt tussen de 6 en 10mm. Meestal in
combinatie met een hair.
De Flat
in-line method feeder vul je met een bijpassende mal of gewoon met de
hand.
Met een mal krijg je perfect gevulde feeders. Meestal zit er een
gebruiksaanwijzing bij de verschillende soorten mallen. Deze verschilt
vaak afhankelijk van het merk.
Met de hand vul je de feeder door het aas op de feeder te kneden waarbij
je het zo vast als je wil kan aandrukken.
|