Forel
Vismethode algemeen voor de soort
(klik op de afbeelding voor een vergroting) |
Er zijn verschillende vangstmethoden,
waaronder vliegvissen, kunstaasvissen, levend aas vissen en slepend
vissen.
De leukste manier om op forel te vissen is zeker voor mij het
vliegvissen en dan nog liefst op zicht.
Deze methode komt echter in dit boek niet aan bod, gewoon om dat het
onderwerp zo gespecialiseerd en uitgebreid is dat er ik er gewoon nog
een extra boek zou moeten aan toevoegen. Wel kan je in
basistechnieken/lijnmontages verschillende vliegvismontages terug vinden.
En daarbij hoewel de leukste manier, is het in veel gevallen
zeker niet de effectiefste manier van forelvissen en zeker niet als je
het op grotere forellen gemunt hebt. Met de vliegenhengel zijn het gros
van de gevangen forellen onder de 500gram.
Dit hoofdstuk gaat dan ook hoofdzakelijk over alle andere methoden om op
forel te vissen en dit hoofdzakelijk in rivieren.
|
De rivier/Forel lokaliseren
|
Er is een grote verscheidenheid aan rivieren van groot en breed
tot vrij smalle, bijna beekjes.
De diepte kan daarbij variëren van een tiental cm tot enkele meter
diep. Ook de stroming is iedere maal anders. In een en dezelfde
rivier veranderd die vaak nog veelvuldig door verandering in diepte, de talrijke bochten, de bodemstructuur en de talrijke rotsen of
andere obstakels.
Daarbij kan wat regen kilometers verderop, ervoor zorgen
dat het in de morgen nog rustig kabbelend riviertje in enkele uren
veranderd in een kolkende bruine water massa die het onmogelijk
maakt ook maar één vis te vangen.
Maar laat ik er maar vanuit gaan dat alles normaal is en je voor de
eerste maal aan een mooi stromende en kabbelende rivier aankomt.
Ga dan niet onmiddellijk je lijn uitwerpen maar neem even ruim de
tijd om die te bekijken. Indien mogelijk liefst vanaf een hoger
gelegen punt van waaruit je een goed uitzicht hebt over een groter
stuk.
Heb je dat niet, dan kan je nog steeds een flinke wandeling maken
langs de oever.
Vaak zie je daarbij reeds forel stijgen of kan je vissen
lokaliseren. Een goede polaroid bril is hierbij een must.
Is dat niet het geval dan kan je wat algemene kennis aanwenden om de
mogelijke goede stekken te vinden.
Snel stromend water wordt vertraagd door diepere poelen en versneld
door ondiepe en smallere stukken. Ook in het water liggende rotsen
en obstakels creëren stromingen en luwte.
De meeste vissen zoeken altijd de luwte op en dit meestal in de
nabijheid van iets sterkere stroming.
Hierdoor hoeven ze geen onnodige energie te verspillen om op een
plek te blijven liggen en vanaf deze standplaats happen ze toe op
voorbijdrijven voedsel in de directe omgeving. Slechts heel
uitzonderlijk verlaten ze die positie om actief op jacht te gaan.
Reden hiervoor kan zijn een gebrek aan voedsel toevoer of juist een
overvloed hieraan op bepaalde plaatsen.
We moeten dus op zoek naar potentiële standplaatsen, en dat zijn:
|
- Alle plaatsen waar het
water opgestuwd wordt. Water wordt door een hindernis opgestuwd
en er omheen geleid. De stroming komt daarna terug samen, maar
achter die hindernis is het water rustiger en dat zijn de meest
voor de hand liggende standplaatsen.
Dit zijn meestal rotsen maar kunnen ook in het water liggende
bomen zijn.
- Diepere poelen en gaten.
Ook hier stroomt het water langzamer door het grotere volume
water.
Als er dan ook nog wat rotsen in liggen dan is dit vaak een
hotspot.
- Rivieroevers. Langs de
oevers stroomt het water ook langzamer. Zeker in kleinere, zeg
maar beken, zijn die oevers vaak nog uitgesleten door het
wassende water en kunnen de vissen zich daar verbergen in de
onderwater doorlopende wortels van de oeverbegroeiing en diepere
gaten.
Daarbij bied de overhangende oever een welgekomen extra dekking.
Let er hierbij op dat in de binnenbocht het water vlugger
stroomt en in de buitenbocht juist langzamer.
- Overhangende
oeverbegroeiing zorgt ook voor de nodige schaduw en dekking en
mag zeker niet vergeten worden.
- Vlak na een
stroomversnelling of onderaan stuwen ligt de vis ook vaak te
wachten in het iets diepere deel.
|
Het is niet zo dat je op andere
plaatsen niets kan vangen, maar je kansen zijn er toch beduidend
minder.
Hoewel je forellen het jaar door kan vangen is het toch zo dat het
echte seizoen loopt van eind februari tot eind september. |
|
Tips:
-Werp steeds iets stroomopwaarts zodat je aas de tijd krijgt om in
de stroming op diepte te komen.
-Vis je met kunstaas werp ook dan iets stroomopwaarts en vis iets
sneller terug dan de stroming.
-In kleine riviertjes en beekjes vis je vaak ook stroomafwaarts.
Hier is de eerste regel steeds: blijf uit het zicht van de vis.
-Vis je wadend met de vliegenhengel dan is het best vanaf het midden
van de rivier naar de oever toe te vissen en zelden andersom.
-Vermijd ten allen tijde teveel bocht in de lijn. Je mist er
gegarandeerd vis door.
-Beste tijd is de vroege morgen en de schemering. In voor en najaar
wanneer de zon minder hitte heeft is het echter vaak beter overdag.
|
De rivier/Vissen
met aas
|
In de eerste plaats is dat levend
aas.
Wormen, kokerjuffer larven en sprinkhanen zijn veruit favoriet.
Zalmeitjes, maar ook maden en allerlei andere larven kunnen gebruikt worden. Zie
"basistechnieken/aassoorten"
Afhankelijk van de omstandigheden is het ene aas beter dan het
andere. Zo heeft het weinig zin om in het koude begin van het
seizoen met een sprinkhaan te vissen. Een worm is altijd goed maar
echt op zijn best in troebel water als alle ander aas het laat
afweten. Kokerjufferlarven vis ik dan weer het liefst op ondiep
water. Maar het best is toch steeds om enkele verschillende
aassoorten bij de hand te hebben en zelf uit te proberen wat op
dat moment het beste werkt.
Aasvisjes: Beste aasvisjes in de Ardennen zijn elritsen, verder ook
grondel en kleine voorn. Hiermee vis je gerichter op grotere
forellen
Er is ook allerlei kunstdeeg
verkrijgbaar en bij het vijverforel vissen is dit vrij populair. Op
natuurlijk water heb ik er tot nu toe weinig echt goed resultaat mee
behaalt. Maar misschien ligt dit wel aan mezelf.
Alles over kunstdeeg kan je lezen bij het vissen op vijverforel.
|
De rivier/dobbervissen met aas
|
Hengel:
Als hengel kan zowel een math of bolognese hengel. Ze hebben een
reeks voordelen tegenover een korte werphengel.
-Voldoende lengte om je aas op diepte aan te bieden.
-Je kan enkele meter van de oever blijven terwijl je de oevers
afvist waardoor je minder zichtbaar bent.
-Het laat ook toe je aas onder overhangende begroeiing en bomen aan
te bieden zonder veel problemen.
-De lengte laat ook een beter geleiden van de lijn in de stroming
toe.
-Heeft voldoende power en is toch licht genoeg om leuke sport te
beleven.
Een korte werphengel gebruik ik
alleen voor het vissen met een Buldo dobber.
Lijn:
Door het helder water is gevlochten draad af te raden wegens de
grotere zichtbaarheid. Als
dikte kan ik stellen, liefst zo dun mogelijk. 18/00 is veruit het
maximum dat ik gebruik en dan meestal met een onderlijn van 14 of
16/00.
Vis ik met klein aas zoals viseitjes, een vlieg of sprinkhaan dan
is de onderlijn vaak zelfs maar 10 of 12/00. De hoofdlijn neem ik
dan ook 2/00 dikker.
Haak:
Afhankelijk van het aas. Bij klein aas zoals viseitjes neem je het best een dunne
haak (nr10) en de kleinst mogelijke dobber. Voor wormen en ander aas
mag dat iets dikker. Neem de haak nooit te groot. Nr 6 is voor mij wel het maximum. Meestal gebruik ik
voor wormen een nr6. Voor ander aas en kleinere forel ga ik zelfs
tot een nr14.
Montages:
Afhankelijk van de stroming
gebruik je een passende montage. Dat is dan meestal met een stick of
avon dobber. Alle mogelijke montages hiervan kan je
terugvinden bij
Basistechnieken lijnmontages
matchhengel.
|
De rivier/Vissen op de bodem
|
Hoewel een erg effectieve manier,
mag er toch niet te veel vuil en rotsen aanwezig zijn. Grootste
nadeel, je moet met
deze methode toch altijd rekening houden dat je regelmatig vast komt
te zitten.
Het betreft immers vissen met natuurlijk aas op of juist boven de
bodem zonder dobber.
De voordelen zijn dat je aas veel natuurlijker met de stroming
meedrijft. Het lood of de loodjes zorgen ervoor dat het aas op
diepte blijft en ook dat het niet te vlug afdrijft.
Als hengel kan hiervoor een gewone werphengel gebruikt worden.
Aanslaan doe je op iedere afwijking tijdens het afdrijven, maar
meestal voel je vrij duidelijk de aanbeet.
Hoeveel lood je gebruikt is afhankelijk van de stroming en de
diepte. Je kan dit alleen na uittesten ondervinden. Het zijlijntje
voor het lood neem je altijd enkele honderste dunner. Bij vastzitten
verspeel je dan enkel het lood en kan je vrij vlug verder vissen.
Je kan het zijlijntje gewoon aan de hoofdlijn knopen of gebruik
maken van een miniwartel. Een drieweg wartel vind ikzelf voor deze
manier van vissen te zwaar.
Een andere manier is om het splitlood gewoon op de hoofdlijn te
knijpen en geen zijlijntje te gebruiken.
Maar deze manier vind ikzelf minder goed.
|
(Klik op de afbeelding voor
een vergroting)
|
Drachkovitch takel
|
Deze montage die in onze ardennen veel
gebruikt wordt in combinatie met een elrits, is het best geschikt voor een
harde bodem met weinig plantengroei.
Als hengel: een spinhengel of baitcaster met een lengte van 2.7 tot 3 meter en
een werpgewicht tussen de 20-60gr
Een aasvis takel van de gelijknamige franse snoekbaarsvisser die het best werkt
vanaf hoge visplaatsen
zoals kademuren, of vanaf een boot. Wat niet wil zeggen dat je er niet
gewoon vanaf de kant mee
kunt vissen. Deze aastakel is in bijna iedere vissportwinkel te koop, en
alhoewel door ons Vlamingen
minder gebruikt, ontbreek deze zelden in de uitrusting van onze Waalse
visvrienden.
Door het los gemonteerde kogellood voor de takel valt het aasvisje bij het raken
van de bodem telkens om en imiteert zo een in doodstrijd verkerende prooivis. Met de hengeltop wordt
het visje een eind
van de bodem opgetild en weer naar de bodem gelaten door de hengeltop te laten
zakken, waarbij men een halve meter lijn binnendraait. Experimenteren is
noodzakelijk om de juiste hoogte
en snelheid te ontdekken waar de vis op reageert. Men monteert de takel
door de speld via de bek
in de aasvis te steken en daarna de twee dreggen in de flanken van de vis, de
achterste dreg
bij voorkeur in de buurt van de staart. Tot slot wordt het koperdraad door de
nek gestoken en rond
de kop gewikkeld. |
drachkovitch takel/Loodkoptakel met bevestiging
(Klik op de afbeelding voor
een vergroting)
|
Tubefly/Streamer/Aasvis/Aas met lood
over de bodem
|
Hoewel met deze methode meestal met streamer
en tubefly gevist wordt in sterke stroming, kan ze ook met een aasvisje of gewoon met
aas aan de haak en hoort ze niet thuis bij het
vliegvissen. De hengel die we hiervoor gebruiken is immers een
spinhengel. In noodgevallen en niet alleen dan, een prima oplossing
voor vaak de zware jongens.
|
Zwakke stroming
Sterke stroming (Klik op de afbeelding voor
een vergroting)
|
Buldo dobber montage
|
Ook deze montage kan zowel met
streamers grote natte vliegen of aas gevist worden en wordt meestal
gevist aan een werphengel. |
(Klik op de afbeelding voor
een vergroting)
|
De buldo dobber kan gedeeltelijk met
water of/en loodhageltjes gevuld worden waardoor je het gewicht naar eigen
inzicht kan aanpassen. Van hoog drijvend tot zinkend.
Ze bestaan in verschillende opzichtige kleuren, maar ook in een
doorzichtige versie. Voor het vissen op grotere afstand als in
woelig water zijn de fellere kleuren een voordeel.
Door zijn relatief hoog eigen gewicht kan je met de buldo vrij grote
afstanden werpen en je aas presenteren op plaatsen die met een
gewone montage onbereikbaar zijn. Daarbij hoef je geen vliegvisser te zijn
om met deze techniek een vlieg aan een forel te presenteren.
De buldo wordt vaak als een vrij lompe manier van vliegvissen aanzien.
Fervente buldo vissers vinden echter dat de buldo net als bij
karpervissers werkt als een soort zelfhaaksysteem. Wanneer een forel de
vlieg neemt en de weerstand van de buldo merkt, dan schrikt en
vlucht hij, waarbij hij zichzelf haakt.
De buldo montage kan gebruikt worden op forelrivieren, forel meren en
vijvers, maar ook op zee of vanaf het strand. Op de grote rivieren
wordt hij steeds vaker ingezet voor de vangt van roofblei.
VB 1: Montage met nylon onderlijn.
We gebruiken hiervoor een nylon onderlijn met een lengte van 1.5 tot
zelfs 3 meter. De haak is daarbij het enige gewicht op de onderlijn.
Daarbij wordt de vlieg of het aas enkel en alleen door zijn eigen
gewicht en de stroomdruk onder water geduwd.
Deze lopen dan ook vrij hoog in het water waardoor je zelden vast raakt
aan obstakels.
Door de onderlijn in te vetten waardoor deze extra drijfvermogen krijgt
kan je ook gebruik maken van droge vliegen. Met een kort zijlijntje aan
de onderlijn is het hierbij zelfs mogelijk een tweede vlieg te
presenteren, al werp je hiermee wel vaker in de war.
Ook het gebruik van drijvend aas zoals een korst behoort tot de
mogelijkheden.
VB 2/3: Montage met stukje
zinkende vliegenlijn:
Het gebeurd vaker dat de vissen hun aas tegen de bodem zoeken en het
vertikken om naar een vlieg te stijgen. Dan is iets dieper vissen
beter.
Ook wormen en ander natuurlijk aas vis je bijna steeds over de bodem
binnen.
Vroeger en vaak nu nog, plaatse men hiervoor enkele loodhagels op de
onderlijn om deze te verzwaren.
Beter is het echter om gebruik te maken van een stukje zinkende of
snelzinkende vliegenlijn. Aan deze vliegenlijn knoop je vervolgens een
stuk nylon onderlijn.
De zinkende vliegenlijn zorgt ervoor dat je aas op de gewenste diepte komt.
Afhankelijk van de gebruikte hengellengte passen we de onderlijnmontage
aan. Het spreekt vanzelf dat je met een korte spinhengel geen onderlijn
langer dan je hengel kan vissen. Een spinhengel gebruik ik dan ook
alleen op relatief ondiepe rivieren.
In alle andere gevallen maak ik gebruik van een langere hengel boven de
3.5m.
Meestal is dat een parabolische Bolognese hengel.
Hiermee kan ik dan ook met wat langere nylon onderlijnen vissen 1.5 tot
zelfs 2.5 meter. De lengte van het stukje vliegenlijn pas ik hierbij aan naar de
diepte waarop ik wil vissen, maar vaak is dit bijna even lang als de
gebruikte nylon onderlijn.
De verbinding vliegenlijn/onderlijn kan je maken via een lus in de
vliegenlijn of met een naaldknoop waarmee je iets minder in de war
geraakt.
Gebruik je als onderlijn een taps toelopende leader, dan is het gebruik
van een kort stukje haakonderlijn aan te raden. Bij breuk vervang je
dan alleen het stukje haakonderlijn en wordt je onderlijn niet steeds
een stukje korter.
|
Extra tip:
Je kan de buldo ook met loodhagels vullen zodat hij (licht) zinkend wordt. De
buldo dient dan als werpgewicht en als een soort zwevende onderwater
dobber.
Na het inwerpen laat je de buldo dan naar de gewenste diepte zakken
waarna je hem langzaam binnen vist.
Dat kan tussen twee waters zijn of net boven de bodem.
Deze techniek wordt in hoofdzaak toegepast op diepere (berg) meren.
Als onderlijn gebruiken we hier natuurlijk alleen nylon en meestal een
ovalen buldo met centraal gat.
Deze wordt dan schuivend gemonteerd tussen twee wartels.
Bedoeling hiervan is dat de vis wat tijd krijgt om met het aas weg te
zwemmen voor hij weerstand voelt waardoor de haakkans vergroot.
|
(Klik op de afbeelding voor
een vergroting)
|
Vissen met kunstaas
|
Voor het vissen met kunstaas is een
lichte spinhengel in een lengte van 2.4 tot 3 meter en voorzien van
een werpmolen waarvan de spoel gevuld is met nylon tot 18/00 ruim
voldoende.
Zie je forellen jagen, dan vis je hoog en snel. In alle andere
gevallen diep en traag.
Je kan alle bestaande soorten kunstaas gebruiken, alleen de grote
pas je aan. Toppers zijn nog steeds kleine plugjes en spinners
gevolgd door het steeds populairder wordend rubber.
Hoe je het best met kunstaas vist staat uitgebreid in het hoofdstuk
vistechnieken "kunstaas" |
Forelvissen op grote meren
|
Meren zijn zowat het moeilijkste
forel water. Waar moet je immers de vissen vinden op die vaak enorme
plassen. De forellen kunnen er zowat overal zitten en het is vaak
vrij moeilijk om ze te lokaliseren.
Thermocline, een moeilijk woord voor spronglaag bepaald hier vaak
het succes. De spronglaag is de overgang tussen waterlagen met een
verschillende temperatuur. In de zomer bepaald het voedselaanbod, de temperatuur en het
zuurstofgehalte rond deze zones vaak de diepte waar de
meeste forel zich ophoud.
In de praktijk heb je hier echter weinig aan omdat deze nu eenmaal
niet zichtbaar is vanaf het oppervlak. Dus het blijft zoeken.
In en uitgangen van rivieren kan je gemakkelijker vinden en dat zijn
steeds wel goede plaatsen. Bronnen zijn ook goed maar meestal ook
moeilijker te vinden al zijn deze vaak gekend. Even navragen bij
plaatselijke bewoners helpt je vaak op weg.
Normaal zijn oevers waar de wind op staat steeds beter omdat het
voedsel naar die kant drijft. Maar niet voor forel. Dit omdat de
wind het warmere water naar die kant blaast en er op die plaats ook
minder zuurstof in het water zit, wat je in eerste instantie wel
verkeerd kan inschatten.
Maar dat is zowat alles en dus blijft het verder een zoeken naar
vis. Om die reden vis je op meren zelden werpend of het moet zijn
dat je zichtbaar vis ziet stijgen.
Op meren en zeker de grotere is slepend vissen de standaard methode
en vaak de manier om de reuzen aan de haak te krijgen.
Meestal gebruikt men hiervoor kunstaas of wormen op diepte gebracht
met lood aan een drieweg wartel (zie vb) met een circa 1 tot
1.20 meter lange zijlijn.
Echte specialisten maken ook gebruik van een downriger met hieraan
2-3 zijlijnen (paternoster systeem) met daaraan het aas of
kunstaas. Maar zelf vind ik dit systeem meer vissen voor de pan.
Aanslaan gebeurd in beide door de snelheid van de boot.
Trolsnelheid en diepte:
Sleep zo traag als mogelijk, met juist genoeg snelheid om je
kunstaas de nodige actie te geven.
Het grootste deel van de vissen vang je steeds om en nabij de bodem, hou daar ook rekening mee.
Je kan echter ook tussen twee waters met deze montage slepen. Wil je
een vaste diepte aanhouden dan kan je in dit geval gebruik maken van
een sleepdobber.
Diepte:
Juist na de winter en het smelten van het ijs zit de forel vaak
tussen het oppervlak en -3 meter
In de lente gaat hij dieper, vaak reeds meer dan -9 meter
in de herfst op dieptes onder de -15 meter
In de zomer kan de vis zowat overal zitten, meestal waar zich ook
de meeste andere witvis ophoud.
Bovenstaande is slechts een richtlijn voor grote en diepe meren.
Kleinere of ondiepe meren warmen vaak vlugger op en dan veranderd
dit volledig. Forel houd immers meer van koel of koud water en
vermijd warme zones.
|
(Klik op de afbeelding voor
een vergroting)
|
|