Marlijn
Vistechniek algemeen voor de soort
(klik op de afbeelding voor een vergroting) |
Marlijn, speervis, zwaardvis en tonijn
behoren tot de meest beheerde big-game vissen. In het hoofdstuk
Techniek/Big-game kan je alle basistechnieken, materialen, rig methodes
en nog veel meer terug vinden. Het is dan ook een hoofdstuk dat je eerst
moet lezen voor je hier verder gaat.
Technieken , materialen en gebruikte uitdrukkingen worden daar
uitgebreid uitgelegd.
|
Waar/wanneer:
Behalve de zwarte marlijn die een
uitgesproken trouw aan zijn verblijfplaats vertoont, trekken alle
marlijnen met de zon en het warme water van juni tot september mee
naar het noorden, en van december tot maart naar het zuiden. Ze
houden van de zon en waarderen water van 24 tot 31 graden. De blauwe
marlijn begeeft zich nu en dan in water van 20°. De gestreepte
marlijn waagt zich zelfs in 16°.
De meeste marlijnen zijn solitair, maar wanneer er in een bepaald
gebied een overvloed aan voedsel is, zijn ze daar soms te vinden in
kleine schooltjes.
Over het algemeen geldt dat ze zelden in water voorkomen dat
ondieper is dan -55 meter. Ze jagen meestal aan de randen van riffen
en onderwater canyons waar er voldoende diepte is.
Ook in open oceaan zijn ze te vinden, maar dat is meestal een lot
uit de loterij.
Grote kans heb je ook tussen twee niet ver uit elkaar gelegen
riffen.
In principe kan je het jaar rond
marlijn vangen, maar dan wel op die plaatsen waar ze met het warme
water naar toe trekken. In de meeste big-game gebieden staat dan ook
aangegeven wanneer je de beste kans maakt.
De maanstand is ook een belangrijke factor bij het vissen op
marlijn. Zo vertelde een schipper mij dat hij in de 4 dagen na volle
maan, meer marlijn ziet, dan in alle andere dagen. En ik geloof hem
best, want hij vist bijna uitsluitend op marlijn. De meeste
schippers houden het echter bij het eerste en laatste kwartier van
volle maan als de beste periode.
Volle maan wordt als slecht ervaren.
In hawai zijn de maanloze nachten dan weer het meest gegeerd.
Dagen waarop er slechts een klein briesje staat zijn ook steeds
beter of felle wind.
Het getij: Daar zijn de het hoogste en laagste punt van het
wisselend tij het succesvolst.
Verder speelt de aanwezigheid van prooivis een grote rol. Marlijn
verslind een grote hoeveelheid voedsel en is daar dan ook sterk
afhankelijk van.
Succesvol vissen doe je dan ook in de omgeving van scholen Skipjack,
tuna, bleufin, makreel, ballyhoo, sardines en andere kleine
vissoorten, die hun hoofdvoedsel uitmaken. Ook scholen inktvis zijn
hot, maar deze zijn zeer moeilijk te localiseren.
Er zijn natuurlijk nog andere indicatoren die meespelen, zoals de
thermolijn, temperatuur verschillen , de stroomnaden, de
aanwezigheid van hoeveelheden kelp, en het uur van de dag.
Maar je moet ervan uitgaan dat vissen toch geen exacte wetenschap
is, en geluk ook zijn rol speelt.
Toch is het zo dat slecht een klein deel van de vissers die op
marlijn vissen, ook de meeste marlijn vangen.
Succesvolle technieken:
-Trollen met dood aas.
-Trollen met levend aas.
-Driftend met dood of levend aas.
-Vissen op anker met dood of levend aas.
-Trollen met lures.
Trollen met levend of dood aas.
Dood aas:
De meest traditionele manier, en ook de manier waarop de eerste
marlijn in 1903 met de hengel gevangen is.
Het best is aas te gebruiken dat op het moment zelf terplaatse
aanwezig is. Dat kan om het even welke vissoort zijn in een gewicht
van 500gr tot 3kg. De grootste worden vaak als file gevist. Goede
vissen hiervoor zijn bonito, dolfin fish, en grote makrelen.
Uitzonderlijk neemt men vaak ook groter aas. Op grote marlijn is het
een tijd gebruikelijk geweest om zelfs aasvissen tot 10kg te gebruiken.
Aan de atlantische kust van de USA gebruikt men geregeld ook grote
paling omdat deze er op sommige momenten massaal aanwezig waren.
De uitrusting verschild naargelang de kans op kleine of grote
vissen, en kan licht, medium tot zwaar zijn.
Bij medium en zwaar, het meest gebruikelijk, vist men doorgaans
slechts met twee hengels. Dit bijna steeds in combinatie met
outriggers.
Bij gebruik van lichtere lijnen of klein aas, trolt men bijna steeds in
combinatie met een teaster.
Klein aas wordt daarbij meestal voorzien van een rubber, onder de
vorm van een skirt of rubber octopus.
Gerigde aasvissen aan een zware uitrusting zijn meestal bonito of
makreel. Deze worden gevist springend in het oppervlak met de haak
bovenaan of vooraan de kop.
Vis je met drie lijnen en een oppervlakte springend aas, dan is het
vaak goed om het jumpend aas in het midden te vissen en de twee zwemmende
aassoorten aan iedere kant iets dieper. Hiervoor gebruik je een
loodgewicht juist voor de kop op de lijn aangebracht. Deze vissen
worden ook verder achter de boot gevist dan het oppervlak aas.
Voor oppervlak aas is dit ongeveer 30 meter en voor het zwemmend
aas 40m.
Aasvissen moeten zo gerigt worden dat ze niet spinnen. Dit niet
alleen omdat het niet natuurlijk over komt, maar ook omdat spinnend
aas de lijn fel beschadigt door het draaien.
Levend aas:
Deze methode is het succesvolst aan de rand van aasvis scholen.
Met levend aas wordt in verhouding tot dood aas veel trager getrolt.
Een snelheid van slecht 4 knopen is normaal.
Bij trollen met levend aas houd de visser meestal de hengel in de
hand. Zo kan hij aanvoelen of de aasvis plots paniekerig reageert,
of wanneer ook maar de minste weerstand merkbaar is van een marlijn
die de vis eens proeft.
Andere vissers prefereren echter om in de schaduw te blijven tijdens
het driffen, en
maken gebruik van de outrigers en een drop-back.
Met levend aas moet de marlijn steeds de tijd gegeven worden om het
aas te draaien en te slikken.
De slip stel je het best af op slechts 25%.
Het kan ook helpen om bij het vissen met dood aas, een lure te
slepen tussen het dood aas in, ook aan lage snelheid. Het helpt om
de marlijn te lokken en hem op het levend aas attent te maken.
Extra:
- Sommige schippers zoeken
de vis door gebruik te maken van één grote of twee kleine teasters. Hierbij
worden de lijnen enkel uitgelegd als zich een marlijn vertoont
die geïnteresseerd is.
- Marlijn neemt het aas
eerst in de bek, en draait het daarna om het te slikken.
je moet dan ook steeds attent zijn om bij een strike voor de
nodige drop-back te zorgen, met de minst mogelijke weerstand.
- Gebruik indien mogelijk
verschillende aassoorten.
- Laat een marlijn na de
strik het aas los, jig het dan binnen om een tweede aanval uit te
lokken.
- Elk aas voorzien van een
skirt gaat langer mee. Zeker te gebruiken bij klein aas.
|
Dropback met outriggers
(Klik op de afbeelding voor
een vergroting)
|
Aanslaan:
Meestal slaat marlijn de
aasvis aan om hem pas daarna op te pikken, te draaien en in te
slikken.
Om die reden is een drop back noodzakelijk.
Hierna wacht je tot de vis er definitief vandoor gaat na het aas
gedraaid te hebben.
Met deze tactiek is de vis vaak dieper gehaakt.
Daarom is er nu een trend om de aasvissen zo te riggen dat er
onmiddellijk kan aangeslagen worden. De kans is hiermee echter
beduidend groter dat de aasvis zowat uit de bek van de vis getrokken
wordt.
Gebeurd dat, dan is de enige mogelijkheid die je rest, het aas zo
vlug mogelijk binnen spoelen. Hiermee een wegvluchtende vis
imiteren.
Driftend of geankerd vissen
met dood of levend aas.
In de meeste gevallen word deze manier van vissen enkel toegepast
wanneer de vissers ook willen bodemvissen en de vangst van een
marlijn als toevallig extra bonus wordt aanzien.
Succes kan je hiermee hebben op de zijkanten van diepe riffen
en in de buurt van scholen aasvis of op plaatsen waar je kan
vermoeden dat er marlijn aanwezig is.
Een wat ongewone techniek die hier kan gebruikt worden mits de
juiste windcondities aanwezig zijn, is vissen met een vlieger.
(artikel big-game: vissen met een vlieger)
Andere manieren zijn: Het op de stroming vissen met een vrije lijn,
dus alleen de aasvis zonder lood, of gebruik te maken van een dobber
of ballon montage. Hierbij is het belangrijk dat de dobber of ballon
zodanig bevestigt wordt dat hij bij een strike onmiddellijk los van
de lijn schiet wanneer hij onder water getrokken word.
De techniek en de aanslag is verder identiek als deze voor trollen
met levend aas. De meeste vissers leggen genoeg slak in de
uitstaande lijn om toch voldoende lijn achter de hand te hebben bij
een vlugge strike. Gewoonlijk wordt bij een strike lijn gegeven tot
er een merkbare stop volgt van de wegzwemmende vis. Het moment
waarop hij het aas keert. Dan wacht je nog enkele tellen en zet de
haak met een gespannen lijn.
Afhankelijk van de condities kan je driftend aas van -10 tot -100
meter diep vissen. Vis je dieper dan -10 meter dan spreekt het
vanzelf dat lood op de lijn een noodzaak is om het aas op diepte te
krijgen.
Bij geankerd vissen moet de bemanning ook steeds klaar staan om het
anker overboord te zetten en de vluchtende vis te volgen.
Werpend vissen met leven of
dood aas.
Soms gebeurd het dat een marlijn gespot wordt vlak onder het
wateroppervlak. De vis lijkt er te zonnen en beweegt nauwelijks.
In dit geval krijg je bijna nooit reactie van de vis op getrolt of
driftend aan.
De enige kans is dan om de vis werpend te belagen en het aas op
enkele meters voor de vis in het zicht te laten passeren, in de hoop
de interesse van de vis te wekken en een strike uit te lokken.
Trollen met kunstaas.
Hoewel natuurlijk aas
steeds een stapje voor heeft, is kunstaas voor marlijn soms bijna
even goed.
Alhoewel , het kan zelfs voorkomen dat kunstaas op sommige momenten
of in bepaalde periodes beter en zelfs soms het enige aas is waarmee
succes behaalt wordt.
De snelheid waarbij lures gevist worden en daardoor het oppervlak
dat bevist wordt, geeft je de zekerheid dat geen enkel ander aas aan
zoveel visneuzen kan voorbij komen. Daarbij vraagt het geen enkel
oponthoud zoals zorgen voor aasvissen of riggen van aas. Gewoon de
lure aan de lijn en vissen.
Dit en het feit dat marlijn van alle grote, vlot en hard aanslaat op
zowel hard als zacht plastic en rubber, brengt het vissen met
kunstaas voor sommigen op de eerste plaats.
Met lures komt het echter ook veelvuldiger voor dat de vis niet
gehaakt wordt omdat hij het kunstaas aanvalt maar niet onmiddellijk
slikt. Als dit gebeurd kan je dit soms verhelpen door de lijn met
iets meer slak te vissen, waardoor de snelheid van de boot niet voor
het haken zorgt. Daarbij wordt de slip dan ook iets minder stevig
aangedraaid. Zijnde ongeveer 25%.
Een andere mogelijkheid is om onmiddellijk te switchen en iets
kleiner kunstaas te gebruiken. Dit wordt dan meestal wel
onmiddellijk dieper genomen.
Enkele regels bij het trollen zijn:
- Trol in de eerste plaats
waar je de vis kan verwachten. De beste lure lokt geen vis als
die er niet zijn.
- Trol met verschillende
patronen en lures om uit te vinden waar de vis op dit moment in
geïnteresseerd is.
- Gebruik ook steeds lures
die voor de trolsnelheid die je aanhoud geschikt zijn. Sommige
lures zijn goed bij een snelheid van 12 tot 15 knopen, terwijl
andere op hun best zijn bij 10 tot 12 knopen.
- Gebruik ook verschillende
trollingspatronen, en experimenteer hiermee als een aanbeet
uitblijft.
- Varieer de lengte van de
uitstaande lures. Vis ze lang en kort, en wissel.
- Varieer ook in kleur,
grote, en model van de lures.
|
|
De dril en landing:
Eenmaal de vis gehaakt begint de strijd pas echt. Vanaf hier is het
hebben van een ervaren bemanning een grote hulp. Zonder hen ben je
vrijwel machteloos tegen een vis van formaat.
Komt de vis na de hook-up richting boot gezwommen, dan is het aan de
kapitein om gas te geven en de lijn hiermee strak te houden.
Verwijderd de vis zich van de boot dan moet de schipper zoveel als
mogelijk achterwaarts varen, waarbij het aan u is om de lijn strak
te houden.
De schipper moet nog veel meer in de gaten houden en steeds alert reageren
zonder dat je daar je hoofd over moet breken. Het is immers zijn
taak.
Wat je zelf moet doen is zo veel mogelijk een strakke lijn behouden
en daar waar het kan lijn terug nemen. Constante druk en geen slappe
lijn zal de vis uiteindelijk doen veranderen van richting en
zwempatroon.
Daarbij mag er ook zo weinig mogelijk bocht in de lijn komen. De
druk van een massa water tegen de lijnbocht kan voor lijnbreuk
zorgen. Ook kan je hierbij het gevoel hebben dat de vis los
geschoten is, om pas na het inspoelen van een hoeveelheid lijn terug
contact te maken.
Gebruik je een lichte uitrusting dan kan, en is het ook meestal
aangewezen, om wanneer de vis jumpt, de top van de hengel dichter
bij het water te brengen. Zo ontstaat er wat speling en is de draad
niet meer gespannen. Een op de draad terug vallende vis kan die dan
niet breken door zijn gewicht.
Maar of je het nu perfect doet of niet, het vraagt tijd en geduld
voor de vis uiteindelijk naar de boot toe komt.
En dan wordt het zelfs nog gevaarlijker om de vis alsnog te
verspelen. Veel marlijnen worden immers verspeeld aan de zijkant van
de boot voor ze gemerkt en weer vrij gelaten worden.
In bijna alle gevallen is het echter aan de bemanning om dit werk te
klaren, en hoef je zelf vanaf dan nog weinig te doen, of het moet
zijn dat hij jumpt en nog een laatste run inzet.
Maar met wat geluk kan je uiteindelijk de vangst van een van deze
trofeeën van de zee claimen.
Zie ook vistechnieken Big-Game |
|