Roggen
Vismethode algemeen voor de soort
(klik op de afbeelding voor een vergroting) |
Algemeen |
Roggen zijn in bijna elke zee en oceaan
te vinden. Er zijn meer dan 450 beschreven soorten.
De meeste soorten komen voor in warm tot matig warm water. Het grootste
deel hiervan leeft op de bodem van de zee, meestal in de omgeving van de
kust maar soms ook tot een diepte van -3000 meter. Jonge roggen leven
meestal dichter langs de kust, oudere dieren wat verder in zee.
Ze houden van zandige of modderige bodems waar ze zich kunnen ingraven.
Alhoewel in de regel ze de ganse dag eten, zijn ze vooral actief in de
schemering en bij nacht.
Extra actief zijn ze ook in de periodes van wisselend tij. Het best is
opkomend tij.
Jagen op prooivis doen ze zowel boven zand als rotsbodem waar de
prooivissen zich schuil houden. Goede visplaatsen zijn dan ook vaak een
zandbodem bezaaid of omgeven door kleine rotsen. |
Vangstseizoen. |
In tropische en subtropische streken
zijn roggen het ganse jaar door te vangen met afhankelijk van land tot
land bepaalde piekperiodes.
Aan onze kusten is dit echter de zomer. Zowat van mei tot oktober.
Sommige wetenschappers
denken dat de pijlstaartrog in de winter naar dieper water vertrekt.
Andere onderzoekers hebben het idee dat deze vissen gewoon ingraven en
de winter doorbrengen in een soort winterslaap. Feit is dat de roggen
van het grootste roggebestand op het Iers plat, ver uit de kunst ten
zuidwesten van Engeland en Ierland in de zomer dichter naar de kust toe
komen en zo in het bereik komen van de hengelaars. Je kan ze dan vangen
vanaf de kust tot zowat -60 meter diepte.
Het vleet seizoen daarentegen start pas begin juli/augustus en
bereikt zijn hoogtepunt in september. In de late zomer komen ze soms
zelfs op -10 meter diepte voor. Het meest worden ze gevangen op dieptes
rond de -60 meter. Heb je de mogelijkheid om op water dieper dan -120
meter te vissen, dan is de kans op een vleet het ganse jaar rond
aanwezig.
|
Goede rogstekken
|
Dat de shetland en Orkney eilanden ten
noordoosten van Schotland en alle eilanden tussen de binnenste en
buitenste Hebriden ten westen van Schotland. De westkust van zweden
evenals de gehele zuidwestelijke scherenkust van Noorwegen zijn het
gebied van de specialisten op vleet.
Tubermoy op het eiland Mul is een van de plaatsen waar gerichte
vleettochten ondernomen worden. Wie wil vissen op de vele, weliswaar
kleinere soorten moet de Cardigan bay in het westen van Wales eens
opzoeken. Dat geldt ook voor de Ierse zuid en westkust. Op veel plaatsen
is het daar zelfs goed mogelijk om vanaf de kust op rog te vissen. Ook
de zuid-oostkust van Engeland heeft prima rogstekken.
Maar de meeste en vaak buitengewone rogstekken vindt je vooral onder de
warme zon. In grand Canaria kan je in de zanderige ondiepe
gebieden voor Arguinegui roggen van meer dan 100kg vangen.
Ook de kusten van Mauretanie aan de rand van de Sahara zijn populaire
bestemmingen. 's nachts komen hier massaal adelaarsroggen tot 80kg
dichtbij het strand. Overdag vang je er dan weer gitaarroggen.
Zelf wist ik ook mooie roggen te vangen in Senegal en Suriname.
Keuze te over dus, als er maar zon en zee is. |
Aas |
Roggen voeden zich vooral met
weekdieren,
kreeftachtigen,
wormachtigen,
stekelhuidigen
en bodemvissen, afhankelijk van de soort. De meeste roggen hebben sterke
en geronde tanden waarmee ze moeiteloos schelpen kunnen kraken.
Afhankelijk van de grote van de roggen die je belaagt kan je kiezen uit
talrijke aassoorten.
Zandspiering:
Meestal alleen ingevroren te verkrijgen
is een van de beste aasvisjes voor alle kleinere rogsoorten. De
zandspiering wordt met de fleurnaald op de onderlijn geregen en alleen
de haakbocht en punt steken uit het aasvisje. Bij de staart leg je een
knoop zodat het visje niet van de haak kan schuiven.
Een andere manier is met een penel
rig.
Zachte krab:
Is zowat het tweede beste aas voor kleine rog. Zeker als je in
deltagebied vist.
Garnalen:
Levend of dood worden ook veel gebruikt in deltagebieden. Maar je vangt
er hoofdzakelijk alleen kleine roggen zoals de gewone stekelrog mee.
Maar voor die soort is het dan ook een uitstekend aas.
Makreel:
Zowel in reepjes, stukjes of op zijn geheel is door zijn reuk en
smaak een van de beste aasvissen die dood kunnen aangeboden worden.
Haring:
Vaak gebruikt in het begin van het seizoen.
Stukjes vis:
Vis je met stukken vis, dan moet je het aas geregeld verversen om de
reuk optimaal te houden, zo om de 20 minuten. Liefst van vettige
vissoorten.
Inktvis:
Vaak aanzien als een van de beste
aassoorten voor rog, maar waarschijnlijk is dit omdat er zo vaak mee
gevist wordt. Het is immers een erg gemakkelijk aan te komen en lang te
bewaren aas.
Het is ook vrij taai waardoor het zeer goed aan de haak houd. Zelf vind
ik het een van de minst goede aassoorten.
Levende aasvisjes.
Hiermee behaalde ikzelf het beste
resultaat op grote rog. In de deltagebieden waar ik vaak op rog vis
gebruik ik kleine hardertjes tot 10/12 cm die met een net gevangen
werden. Voor mezelf een onovertroffen aas. |
|
Voeren/Lokken
|
Het is een van de zeevissen waar voeren tot beter resultaat kan leiden.
Ze zijn namelijk uitgesproken nachtdieren die overdag de meeste tijd in
het zand ingegraven liggen. Hun reukzin is echter uitermate ontwikkeld
en ze worden dan ook actief gelokt door een voerspoor. Dit kan het best
met een ruby dubby. Dit is een fijnmazige zak die men vult met gemalen, liefst vettige vis. Deze wordt aan het ankertouw bevestigt zodat hij
boven de bodem komt te hangen. Een apart touw kan natuurlijk ook, maar
dan moet de zak wel verzwaard worden. Regelmatige enkele rukken geven
aan het touw bevorderd het voer en reukspoor. Een ruby dubby moet na
enkele uren ververst worden omdat de kleinere deeltjes door de stroming
uitgespoeld worden en er na een tijd alleen grotere stukken achter
blijven. Grondhaaien kunnen een fijnmazige zak echter in geen tijd aan
flarden scheuren. Om dit te voorkomen kan een staaldraadkorf gebruikt
worden. Het kan soms wel enige tijd duren voor de roggen terplaatse
zijn, maar als dat gebeurd wordt dit meestal beloond met veelvuldige
aanbeten. De vissen verschijnen immers meestal in groep.
|
Vismethode vanaf de
kust op kleinere exemplaren |
Aan onze kust vist men zelden gericht op
rog en is de vangst van een rog meestal toeval.
Anders is het op die plaatsen waar ze soms massaal op de kust aanwezig
zijn of in warme landen.
Meestal betreft het hier kleinere exemplaren. Vis je gericht op grotere dan moet je de montage aanpassen.
Hou er rekening mee dat ook bij
felle stroming het aas steeds op of vlakbij de bodem moet blijven en pas
het loodgewicht daarbij aan.
Neem hiervoor dan ook ankerlood bij opkomend tij en glad lood bij
afgaand tij.
Voor kleinere roggen is het niet nodig om een staaldraad onderlijn te
gebruiken. Fluocarbon lijn voldoet uitstekend.
Ook is het een feit dat een enkele haaklijn betere resultaten heeft dan
meerdere haak-zijlijnen.
Als hengel gebruikt men een standaard strandhengel.
Hieronder enkele voorbeelden van montages. |
Montages |
1-Deze rig heeft goede werpeigenschappen
en heeft het voordeel dat het lood na de aanbeet omhoog komt en vastzitters
minimaliseert. Ter bescherming van de krachtige worpen is hier gekozen
voor een impact shield om de haak in te clippen.
2- Een rechte montage met zijlijn. Hier is gebruik gemaakt van een Genie SRT spring om de schok op te vangen. De aaslijn moet minimum 70cm lang
zijn. en ongeveer 10kg trekkracht. Er is ook als voorbeeld gebruik
gemaakt van een Genie rig. Deze is altijd beter als de achterste haak
iets kleiner genomen wordt of de eindhaak. De genie rig wordt gebruikt
als je met repen vis of langer haakaas vist.
Als haak kan een 3/0 tot 6/0.
3- Is een simpele vrij glijdende liggende montage met penel rig. De vis
kan hier met het aas wegzwemmen en de aanbeet is met deze montage vrij
duidelijk. |
(Klik op de afbeelding voor
een vergroting)
|
Vismethode in
mondingsgebied of vanaf een boot |
Zelf viste ik het meest op grote en
kleine roggen in het mondingsgebied van rivieren. Dit meestal op vrij
korte afstand van de zee zelf. Onderstaand de manier van vissen die we
daar toepassen.
Uitrusting en lijnmontage:
Grote rog.
De hengeluitrusting kan vrij simpel gehouden worden. Een goede
boothengel, liefst een iets langer uptide model, met een molen of reel
voldoen uitstekende. Als lijn nemen we gevlochten lijn met een trekkracht van 30/40
kg en minimum 150 meter lijn op de spoel.
Als montage een schuifloodsysteem met een enkele haak. Het lood nemen we
zo zwaar als nodig om het aas op de bodem te houden. Bij weinig stroming
is 90gram voldoende maar vaak gebeurde het dat door het getij een
loodgewicht van 200 gram nog niet toereikend is om het aas op de
bodem te houden.
Als onderlijn gebruik ik meestal een staalkabel met een trekkracht van minimum 30kg. De tanden van een rog maken immers gehakt
van een gewone nylon lijn, in andere gevallen als de roggen wat
kieskeuriger zijn,een vrij dikke diameter fluo-carbon
lijn van minimum 70kg trekkracht.
De haak neem ik steeds in verhouding tot het aas.
Kleine roggen tot circa 20kg
Zelf bevis ik deze regelmatig met iets zwaardere karperhengels,
maar hierbij moet je dan wel de ruimte hebben. Daarbij duurt de dril
ook veel langer omdat met deze uitrusting het meestal de vis is die de
dril bepaald en niet de visser. Het betekend ook minder vissen maar wel topsport. |
Montage |
Vb van simpele bodemmontage.
(Klik op de afbeelding voor
een vergroting)
zwaarte aan te passen aan de te verwachten vis. |
Beet/Dril/Landing:
De beaasde haak wordt uitgelegd in het verlengde van het reukspoor.
Daarna houden we de lijn licht gespannen, zodat we direct contact
hebben met het aas. Een rog zwemt in de meeste gevallen vlak boven de
bodem op het aas af, om vervolgens met zijn volle gewicht boven op de
buit neer te strijken. Dat merk je vaak aan het trillen van de lijn als
de rog tegen de lijn zwemt, of aan een licht neerbuigen van de top als
de rog op het aas gaat liggen. Het kan dan soms nog wel een minuut
duren voor de rog het aas effectief in zijn bek neemt. Daarna zwemt de
vis weg, maar lang niet altijd. In het eerste geval zie je dit
duidelijk aan de hengel, in het andere geval kan je de lijn iets
aanspannen tot je de vis voelt. Aanslaan doen we kort en krachtig
waarna we de onmiddellijk enkele meter lijn trachten in te winnen om de
vis iets van de grond te krijgen en te houden. Lukt dat, als de vis
niet te groot is, dan kun je de dril vaak kort houden. Is de vis echter
te sterk en blijft hij op de
bodem, dan kan het enige tijd duren voor je hem kunt afmatten. Ziet hij
kans om zich in te graven en ligt hij muurvast, dan kan het helpen om
even de gespannen lijn als een gitaarsnaar te betokkelen. Dat geping
irriteert de vis waardoor hij met wat geluk begint te zwemmen. Heb
geduld en hou je spanning op de lijn, dan lukt het na een tijd wel om
hem tot zwemmen te bewegen. De dril van een grote rog is er meestal een
van afwisselend zwemmen en op de bodem liggen. Mijn grootste rog lande
ik 500 meter van de plaats waar ik hem haakte.
Een
gehaakte rog verspeel je zelden door losschieten, het vlees rond de bek
is immers uiterst taai en de haak houd er vrij goed in. Roggen laten
zich niet gemakkelijk afmatten, maar toch zijn het geen echte wilde
vechters. Het is meer een langdurig, vermoeiend gevecht op en boven de bodem waarbij
de rog steeds weer tracht die bodem te bereiken.
Door de jaren heen leerde ik ook dat wanneer een grote rog zich op de
bodem vastpint, het best is om wat afstand te nemen zodat de lijn onder
een hoek van 45° komt te staan. wanneer je op deze manier met een schuin
in het water verdwijnende lijn kracht zet krijg je hem vaak veel vlugger
aan het zwemmen dan dat je dit doet met een vertikaal naar beneden
lopende lijn.
Komt de vis aan het
oppervlak, dan is de strijd meestal gewonnen.
Bij het landen dien je
wel uiterst voorzichtig om te springen met de staart. Het is daarom
raadzaam de rog met de rug naar beneden binnen boord te halen.
Verwijder indien mogelijk de doorn op de staart met een tang of mes voor
je aan het onthaken begint. Handschoenen zijn aan te raden.
|
Vleet |
Vissen op vleet gebeurd
meestal op grotere diepte en in fel stromend getij. Maar ook op dieptes
van 20 meter of zelfs ondieper komt hij gewoon voor. Op verschillende
locaties in Noord-Ierland en Schotland waar gericht op vleet wordt
gevist is dit meestal op dieptes tussen de 18 tot 25 meter.
Om de vis toch in
een redelijke tijd aan het oppervlak te krijgen en hem in goede
conditie te kunnen terugzetten gebruiken we iets zwaarder materiaal.
Een Big-game harnas en een soepele korte boothengel in de 50 tot 80 Lbs klasse
zijn onmisbaar. Gebruik daarbij een reel of een superklasse zeemolen met
bijpassende gevlochten draad of nylon en een trekkracht van minstens
30kg. De montage zelf kan vrij simpel gehouden
worden. Roggen nemen het eenmaal gevonden aas immers vrij argeloos en
wat ze eenmaal beet hebben laten ze zelden los.
Ervaren vleet vissers gebruiken zelden stalen onderlijnen om de vis zo
min mogelijk te beschadigen. Als onderlijn moet je dan wel minimum 150Lb
fluocarbon gebruiken met een lengte van ongeveer 2 meter.
Of een vrij korte onderlijn van 60cm in combinatie met een Wind on
leader van 2 meter.
Zelf gebruik ik echter altijd staaldraad met een trekkracht van +60kg
als onderlijn omdat ik hier het meeste vertrouwen in heb.
Ook de rest van de montage moet aangepast worden aan deze reuzen.
Draainagels met een trekkracht van 200Lb en als haak nr 7-12/0. Deze
moeten vlijmscherp zijn en liefst niet roestvrij. Dit voor als je de
lijn moet doorknippen en de haak in de bek achterblijft.
Als aas wordt makreel het meest gebruikt. Hier gefixeerd met een rubber
tegen het afglijden.
Maar welk aas je gebruikt maakt weinig uit. Met zo'n lichaam mag je niet
te kieskeurig zijn en pak je alles wat voor je bek komt. |
|
Wacht bij een aanbeet ook
nooit lang om aan te slaan, vleet slikt een zelfs grote aasvis in
enkele seconden. Wacht je tot de vis echt wegzwemt dan is de haak reeds
meestal diep geslikt. Je moet ook niet bang zijn om te vroeg aan te
slaan omdat indien je aanslaat en de vis niet haakt, de vleet na enkele seconden reeds terug
is en het aas opnieuw neemt en dat doet hij gegarandeerd meerdere malen.
Vleet is een bedreigde soort, hou dus rekening met onderstaande punten.
Krijg je een gehaakte vleet uiteindelijk naast de boot dan is het niet
zo evident om hem ook in de boot te krijgen. Voor grotere exemplaren is
een gaf onontbeerlijk. Gaffen doe je voor de minste schade het best aan
de zijkant van de vleugel op 1/3 van de punt tot maximum het midden van
de vleugel.
Als je een vleet vangt dan wil je natuurlijk ook een foto. Hou de tijd
waarin de vis uit het water is echter beperkt tot het minimum. Leg
daarom alles reeds klaar voor je hem uit het water haalt.
Pas altijd op voor de staartpunt die vlijmscherp is en waarmee de vleet
heen en weer slaat.
Pas ook op bij het onthaken. De tanden van een grote vleet
vermorzelen een hand bij een ongewilde beet.
Is de vis diep gehaakt, knip de lijn dan zo dicht mogelijk bij de mond
af en probeer die niet te verwijderen.
Vang je een getagde vis, noteer het nummer, de lengte, spanwijdte,
uur en locatie en zend deze informatie online naar:
http://www.catchalot.co.uk/tagreturnform.htm |
Montage |
(Klik op de afbeelding voor
een vergroting)
|
|