Allereerst hebben we een geschikte bak nodig. Zeer
handig hiervoor is een kattenbak vanwege de schuine rand. Deze verhindert de
pieren om uit de bak te kruipen en kost niet veel. Andere geschikte bakken
zijn houten boxen, wastobbes, of andere gesloten containers. Er mag geen
licht in kunnen. Ze moeten ongeveer 100 x72 x 40 cm zijn.
Ze moeten wel waterdicht zijn en behandeld tegen vocht en
schimmels.
In deze bak legt men vanonder een laag vochtige turf vermengd met wat
tuingrond. Gebruik goede aarde om te starten. Meng hierdoor 1/3 organisch
materiaal.
(verrot of dode vegetatie).
Vermijd zandige of kleigrond. Vul de bak met ongeveer 20 tot 25 cm aarde.
Maak de aarde vochtig maar niet nat. Wormen voeden zich hoofdzakelijk met
cellulose.
Deze grondstof is te vinden in papier. Gebruik hiervoor oude kranten, maar
verwijder alle glanzende kleurenreclames en week de papiersnippers in
leidingwater.
Bovenop de grond met turf, kunnen we nu ons fruitafval en koffiedrap kwijt.
Mestpieren vinden koffiedrap een ware lekkernij.
Voeg ook ander voedsel toe: b.v. ½ kilo proteïne rijk voedsel zoals gemalen
varkens- of kippenvoer gemengd met ¼ kilo varkensvet of goedkope fijngemalen
groenten en dit in de bovenste 8 cm aarde. Hier kan men ook maïsmeel aan
toevoegen.
Kweekt men zelf mestpiertjes, dan kan men ze een mooie
rode kleur geven door gesneden rode bieten onder hun voedsel te vermengen.
Wil men zoete mestpiertjes dan mengt men afval van appels en druiven onder
hun voedsel.
Na een week kan men een stuk of tien grootte pieren in de bak zetten, die na
ongeveer drie á vier weken al enkele honderden (kleine witte) nakomelingen
zullen hebben. Ondanks dat regenwormen mannelijke en vrouwelijke
voortplantingsorganen bezitten moeten regenwormen toch paren om zich te
kunnen voortplanten.
Eieren worden gevormd in een slijmerige buis die wegglijdt over de worm zijn
hoofd en die een cocon of capsule vormt die de eieren uitbroedt. Uit de
eieren ontwikkelen zich zeer kleine wormen en deze kruipen eruit wanneer de
tijd daarvoor gekomen is. Cocons variëren in grootte en vorm en zijn
ongeveer tussen een halve tot bijna 1 cm groot.
De kweekbak moet op een frisse, beschermde plaats
staan. Men plaatst de bak best ergens waar het tussen de 18°C en 25°C is (bv
in kelder naast verwarmingsketel).
De vochtigheid van de bak houdt je op peil met een plantensproeier.
Onderhoud de kweek bij een temperatuur van
15 tot 18°C gedurende de koudste dagen door de kweekbak te bedekken met een
kartonnen doos. Zorg voor een thermometer. Warmte kan voorzien worden door
een lamp te plaatsen binnen de kartonnen doos. Wees voorzichtig dat er geen
brand ontstaat. Jonge wormen zullen dan vijf tot zes weken na het “planten”
uitkomen. Voorzie een goede drainage onderaan door middel van kleine
openingen bedekt met een fijn raster. Hou de grond vochtig (maar niet nat)
door te sproeien.
Wormen moeten regelmatig gevoed worden. Per maand
geeft men een kwart kilo per 30 cm³ kweekruimte. Eén of twee keer per week
voedsel geven is voldoende want voedsel dat niet opgegeten wordt zal de
grond verontreinigen.
De vochtigheid van de grond blijft voldoende hoog wanneer er bevochtigd
wordt telkens als er voedsel wordt toegediend.
Wanneer er pieren bovenop de grond komen liggen of
eruit willen kruipen, scheelt er iets en kan je best opnieuw beginnen. Om
geurhinder te voorkomen van het rottende afval kan je het geheel afdekken
met een laag gedroogde bladeren.
Best maak je ieder seizoen een nieuwe kweekbak. De
door de pieren verwerkte grond is zeer goed voor bloemen en kamerplanten.
Je moet wel in het oog houden dat de bak niet
verzadigd raakt met pieren, want anders zal er massale sterfte optreden.
Sommige snelgroeiende wormen zijn na drie tot vier maanden volwassen. Op hun
beurt starten ze dan hun broedcyclus.
De eieren worden gelegd op de bovenkant van de aarde met een maandelijkse
interval.
Iedere eicapsule bevat 5 tot 15 baby wormen. Wanneer gestart wordt met twee
broedbedden zal er reeds geoogst kunnen worden binnen vijf maanden en vanaf
dan kan men blijvend oogsten.
Wanneer men zeer veel pieren nodig heeft, kan men in
plaats van de kattenbak ook een groottere bak bv. een hobbydoos nemen.
De wormen kunnen verzameld worden door de bak leeg te
maken en de wormen met voldoende grootte te sorteren. Sommigen verwijderen
de wormen uit de grond door de grond te verhuizen naar een 10 liter emmer
waar deze dan 30 minuten blijft staan. Doe de bovenste laag van de grond
terug in de kweekbak en
de meeste wormen zullen achter blijven op de bodem van
de emmer.
De aarde kan bewaard blijven en overgezet worden naar een nieuwe box want de
eicapsules zijn klaar om een nieuwe kolonie te beginnen.
Ongebruikte wormen kunnen ingezet worden als verwekkers.
Voordat je met de wormen gaat vissen kan je ze eerst nog voor een dag of
vier in sphagnum mos plaatsen om zich te reinigen. De wormen zullen dan
bijna doorschijnend maar ook levendig en een beetje ruw worden.
De wormen kunnen het best bewaard worden bij een temperatuur van 8-10 °C