|
Slakken als aas |
|
Langs de oevers van onze viswaters kruipen
verschillende soorten waaronder de naaktslak die zich uitstekend leent als aas.
Als er al een aassoort is waar je zeker van kan zijn dat er van dressuur geen
sprake is, dan zit je met een slak gegarandeerd goed.
Slakken komen bijna overal langs de waterkant voor en sukkelen vaak zelf in het
water of worden er door een zware regenbui in gespoeld. De vis kent ze dan ook
als een occasionele lekkere hap. Ideaal zijn waters waar bomen of
begroeiing langs de oever voorkomen, hier is de slak een regelmatig
terugkerende hap.
Kopen in de winkel kan je ze niet dus zelf op jacht gaan is de boodschap.
Het succesvolst is hiervoor de vroege ochtend of de avondschemering. Langs de
vochtige waterkant heb je in een uurtje algauw een stuk of tien slakken te
pakken.
kosten doen slakken niets, maar je moet er wel wat moeite voor doen.
Bewaren doe je ze in een ruime doos of emmer met luchtgaten en gevuld met
vochtige bladen. Zorg voor een goed afsluitend deksel, anders gaan je slakken
gegarandeerd op stap.
Verse slakken hebben een een sterk en duidelijk aroma en geur, ze ruiken als
het ware naar het bos. De slak beweegt zich langzaam over de bodem waardoor hij
een eenvoudige en aantrekkelijke prooi is.
Een beetje slak is algauw een flinke brok en alleen geschikt voor wat grotere
vissen. Denk daarbij in de eerste plaats aan paling, zeelt, kopvoorn en karper.
Slakken van rond de vijf centimer zijn het best, zeker voor zeelt. Voor zowel
paling als karper mag het al iets meer zijn, en zeker voor grote paling is een
forse slak een must.
Vis met een slak altijd dicht bij de oever, verre worpen brengen zelden iets op.
Een grote slak wordt met een aasnaald op de haak gezet. Rijg de slak op de naald vanaf
de kop.
Gebruik een haak met een wijde haakbocht, dat zorgt ervoor dat de
haakpunt vrij van de kop van de slak blijft. Dit is vrij belangrijk omdat de
haak bij de aanslag anders in de slak en niet in de visbek terecht komt.
Neem de haak en lijn steeds in verhouding.
Zelf gebruik ik als haak voor zeelt een nr 4 en voor paling of karper een nr 1
of 2.
Het hoeft waarschijnlijk niet gezegd dat we de slak normaal op de bodem
aanbieden, al wist ik reeds meermaals een grote karper die lag te zonnen te
verleiden met een in zijn nabijheid ingeworpen slak die tijdens het afzinken
genomen werd.
Daarom vis ik een slak meestal ook met een lange onderlijn vrij van lood.
Meestal nemen de vissen het aas zonder argwaan maar laat u niet verleiden om te
vroeg aan te slaan, een slak is een behoorlijke hap.
Wacht gerust tot de lijn doorloopt voor je de haak zet.
Veel succes met dit ongebruikelijk aas.
|
|