Home   Email  

 

 

Vistechnieken home
Algemeen
Techniek-1
Techniek-2

IJsvissen/algemeen
Klik op de afbeelding voor een vergroting  

 


IJsvissen 
 

In Belgie mag je bij wet geen gaten maken in ijs op openbare waters wegens de veiligheid. Ijsvissen is dus niet toegelaten. Op privé waters en in andere landen is het vaak wel mogelijk. Zo zijn ondermeer de Scandinaviërs en Canadezen er echte specialisten in. Daar zijn er op ijsviswedstrijden soms honderden deelnemers.
Maar zelfs al kan je het hier slechts uitzonderlijk, je kan altijd nog iets leren van de techniek en die eventueel eens anders toepassen.
Als je echter zonder nadenken een bevroren plas oploopt en gewoon ergens een gat boort en een of ander aas naar de bodem laat zakken en daarbij op de vangst van je leven hoopt, dan kan je vaak wachten tot de dooi weer aanbreekt.
Getuige hiervan is het onlangs gehouden eerste Nederlands kampioenschap ijsvissen in jan-2013. De 25 deelnemers wisten in 2 uur geen enkele vis te vangen. 
Wist je trouwens dat je niet alleen in zoetwater maar ook op zee kan ijsvissen ?
In de fjorden vissen ze zo op alle zeevis tot kabeljauw van +20kg en zelfs haai. 
Dit artikel gaat hier wel niet over en je hebt ook totaal ander materiaal nodig , maar ik wilde het en passant toch even vermelden.  
 
Waar te vissen/Wat te vangen
In de eerste plaats moet je weten waar de vissen zich in de winter verzamelen en dat kan alleen door ervaring en kennis. Veel vissoorten zoeken immers jaar na jaar dezelfde winterkwartieren op. In Noorderse landen zijn die dan ook op veel meren algemeen bekend en informeren bij plaatselijke vissers of in de hengelshop kan je reeds goed op weg helpen. Een korte verkenning vooraf op het ijs kan je ook op weg helpen. Zitten er locale vissers dan kan je er van uit gaan dat ze de goede plaatsen weten zijn. Heb je dat geluk niet, kijk dan of je oude visgaten kan lokaliseren. Een mooi net gat is niet hoopgevend. Vind je er echter een met bloedsporen, stukjes aas en veel voetsporen, dan betekend dit veelal dat dit een succesvol gat was.
Een goede diepte om als beginner te starten is tussen de 2.5 en 4.5 meter. Op deze diepte heb je nog een goede voeling met het aas of kunstaas en zijn de aanbeten goed merkbaar.
Het boren van gaten:
Ga je er vanuit of weet je de vis zitten dan heb je met één gat genoeg en kan je onmiddellijk starten met vissen. Actief vissen met de hengel in de hand op één gat waar de vis aanwezig is altijd het productiefst. 
Weet je geen goede stek dan kan je beter gebruik maken van verschillende gaten of/en tip-ups. Dit eerder om de vis te lokaliseren dan om hem te vangen. Krijg je op een tip-up een aanbeet dan vis je daar actief en tracht er enkele vissen te vangen voor de school verder trekt. Blijven de vissen terplaatse dan heb je aan dit gat voldoende.
Sommige vissers boren zelfs 50 tot 100 gaten en proberen dan ieder gat enkele minuten uit. Arbeid intensief, maar dan vind je steeds wel één gat dat echt vis oplevert.
Een andere tactiek is om een drietal gaten te boren op 1 meter uit elkaar en in het middelste gat met een groter opvallend kunstaas de vis te lokken en de andere gaten te voorzien van lijnen beaast met natuurlijk aas. Werkt vaak goed als de vis zeer argwanend en voorzichtig aast.
Vis je gericht op grotere vis als snoek met levende of dode aasvissen, dan is de beste manier verschillende gaten te boren om ruime afstand van elkaar en daar tip-ups te plaatsen.

Je kan bij het ijsvissen zowat alle aanwezige vissoorten vangen. Baarssoorten, snoekbaars, snoeksoorten, forelsoorten  en witvis. Dit natuurlijk afhankelijk waar en in welk land je vist.
90% van de vissoorten vang je bij ijsvissen nabij de bodem of vlak er boven.
precies uitloden is dan ook het belangrijkste als je start met vissen. Doe dit bij ieder gat. Enkele meter verder kan er reeds een groot verschil in diepte zijn. 
Uitzondering zijn snoek en forelachtigen die ook geregeld op half water gevangen worden en dit dan het meest op ondiepe meren. 
Meestal is er voor iedere soort wel een iets specifieke plaats en manier van vissen en die kan je met wat zoekwerk terugvinden op gespecialiseerde Engelstalige sites. Onderstaand enkele korte samenvattingen.

Algemeen:
Vissen zijn afhankelijk van zuurstof en in bevroren plassen en meren speelt dat ook een grote rol. Zo zijn er ook enkele dingen die opvallen.
*In smalle ondiepe meren verplaatsen de vissen zich verder in het seizoen steeds  
  meer naar de ondiepte omdat er steeds minder zuurstof aanwezig is in de diepere
  delen.
*In grote diepe meren treed zuurstofgebrek minder of niet op en hier verplaatsen de
  vissen zich naarmate het kouder wordt vaak steeds dieper waar het altijd iets
  warmer is.
*Om die reden zijn kleinere plassen in het begin vaak beter en verplaats je je beter
  naar grotere meren naarmate de winter vordert.
*Naarmate de winter vordert bewegen de vissen steeds minder. In het begin en juist
  op het einde van de ijsperiode zijn ze het actiefst.  
*Hou er ook rekening mee dat vissen vrij goed zien naar boven toe.
  Is het water helder en ondiep beweeg dan ook zo min mogelijk boven en rond het
  ijsgat. Verwijder ook zo min mogelijk de sneeuw.
*Ook de maanstand en het weer hebben een invloed op het bijtgedrag.
  Volle en nieuwe maan zijn bewezen goede periodes.
*Stabiel weer is altijd beter. 

Baarsachtigen:
*Zijn een van de meest voorkomende vissoorten bij ijsvissen. In de zomermaanden
  komen ze meestal verspreid voor over het volledig viswater, alhoewel ook dan
  bepaalde plaatsen favoriet zijn. In de winter daarentegen scholen ze meer samen.
*Vroeg in de winter staan ze echter nog vaak dicht bij die plaatsen waar ze ook juist
  voor de winter vaak te vinden waren. Zoek ze dan ook aan de randen van vroegere
  plantenbedden of aan de rand naar de diepte toe. 
*Midwinter verplaats de baars zich naar de diepere geulen en putten die het dichts
  bij hun laatste standplaatsen zijn. Of ze gaan naar die plaatsen waar ook hun
  prooivissen overwinteren.
*In de late winter verplaatsen ze zich dan weer dichter bij of in baaien en inhammen
  waar ook normaal veel waterplanten te vinden zijn. Dit zijn ook hun paaiplaatsen in
  de lente.
*Goede plaatsen zijn ook vaak die plaatsen waar er nog vegetatie door het ijs steekt. 
  voeden doen ze zich in die periodes bijna steeds op en nabij de bodem gedurende de
  ganse dag.
*In de schemering 's morgens en 's avonds zijn ze iets actiever. 

Forel/Zalm
Komt voor op variërende dieptes. Ze zwemmen zowel net onder het ijs tot op de bodem. Vang je ze in een bepaald meer op een bepaalde diepte, dan is er grote kans dat ze gedurende een langere periode steeds op die diepte te vinden zijn.
In tegenstelling tot de meeste andere vissoorten start je bij het vissen op zalm in de bovenste waterlagen en zak je naar beneden indien er geen beet volgt.
Forel en zalm zijn ook vissoorten die afhankelijk van periodes vaak slechts in een beperkt deel van het meer te vinden zijn.

Snoekachtigen
Deze kan je vangen op alle dieptes en op bijna alle plaatsen en zijn dus moeilijk te vinden.  In de nabijheid vissen van hun prooivissen als je deze weet te lokaliseren kan reeds veel helpen. Ze vallen het aas bijna steeds van onderaf aan, maar ook op de bodem vissen levert resultaten op. In dit geval wordt vaak gebruikt gemaakt van aasvissen met iets meer reuk zoals makreel. In alle andere gevallen is vissen met de in het meer voorkomende prooivissen beter.
De vis moet steeds vrij lijn kunnen nemen bij een aanbeet.
 

Materiaal
Echt veel materiaal heb je voor ijsvissen niet nodig en meestal kan alles in een kleine draagtas. Maar zoals steeds kan je dit uitbreiden zoveel je wil zodat je zelfs niet zonder slee kan om alles ter plaatse te krijgen.

Kleding:
Het moet niet gezegd dat dit waarschijnlijk het belangrijkste materiaal is bij het ijsvissen. Buiten extra warme kleding en handschoen, liefst met de vingertoppen vrij, moet je er zeker voor zorgen dat je voeten warm blijven. 
Een plaat isolerend materiaal om je voeten op te zetten kan reeds een goed stuk helpen.

De hengel en draad:
Voor het ijsvissen bestaan speciale korte hengeltjes tot ongeveer maximum 1 meter, waar een kleine molen of reel op gemonteerd wordt. Er zijn één, tweedelige en telescopische. Welk model je ook kiest, het belangrijkste is dat het topje gevoelig is en iedere beet weergeeft. Hoe kleiner de vissoort hoe fijner het topje. Op sommige hengeltjes kan je ook een extra fijne extensie top plaatsen, of zijn ze met verwisselbare toppen zoals bij quivertip hengels. 
Iets langere hengeltjes vissen comfortabeler dan de ultra korte.
Als draad Nylon of gevlochten draad met een onderlijn uit nylon of fluocarbon. Sommige merken hebben specifieke ijslijnen zoals bv de Berkley Trilene Micro Ice of de Stren Ice Gold line. 
De dikte is afhankelijk van de te verwachten vissen en gaat van nylon 8/00 tot 24/00. Het gebruikelijkst is 10 - 12/00, of gevlochten draad in dezelfde trekkracht.
Een onderlijntje uit nylon of fluocarbon is dan wel noodzakelijk. 
Als molen is een gewone spinmolen het meest gebruikt en ook het praktisch. Het goedkoopst en het simpelst zijn de plastiek reeltjes zoals op de hoofdfoto maar die worden meestal alleen gebruikt op extra korte hengeltjes.
Vis je gericht op grotere exemplaren of in meerdere gaten dan kan je ook gebruik maken van Tip-ups, maar hierover verderop meer.


Extensions
Noodzakelijk materiaal.
*Eerst moet je natuurlijk gaten maken in het ijs en dat kan natuurlijk niet zonder
  ijsboor of ijsbeitel. Een gat maken met een bijl is gevaarlijk en raad ik ten stelligste
  af. Het ijs kan hierbij scheuren. Een beitel gebruik je enkel wanneer je behoefte hebt
  aan een groter gat.
*Verder nog een netje of schuimspaan om het boorgat ijsvrij te houden. Enkele
  druppeltjes olie in het boorgat kunnen hierbij ook helpen.
*Boor je verschillende gaten, dan moet je die voor de veiligheid ook markeren.
  Meestal doe je dit met een vlagje.
*Wil je die extra gaten ijsvrij houden voor de volgende dag dan kan je er wat hooi in
  stoppen. En zo markeren de opstekende stengels nog eens extra het geboorde gat.

 

*Een stoeltje, meestal een vouwstoeltje omdat dit gemakkelijk te transporteren is.
*Sommigen vissen liggend en dat kan het best op een opblaasbare luchtmatras. Deze
  isoleert tevens ook nog tegen de koude.
*Klein materiaal als onthaker, dieptelood, knijplood, dobbers, haken, draad en wat
  standaard reserve materiaal.
*Tip-Ups: De uitleg hiervan kan je vinden in deel 3.
*Een thermos met wat warme drank is altijd mooi meegenomen, evenals een
  handwarmer.
*Een goede gedetailleerd kaart van het meer waar je wil vissen met de
  noodzakelijkste info over structuren en dieptes. Van de meeste grote Canadese,
  Amerikaanse en Scandinavische meren meestal beschikbaar bij de toeristische
  dienst of in de dichtsbij gelegen shop.   
Extra toebehoren.
Voor de fanatieke ijsvissers bestaan en nog een resem ander toebehoren waaruit je al dan niet een keuze kan maken. Hieronder een kleine opsomming.
*In de eerste plaats een slee om alles terplaatse te krijgen. Je moet bij ijsvissen
  immers vaak een flink stuk stappen.
*Elektronica is ook bij ijsvissen standaard geworden. Een dieptemeter is daarvan het
  nuttigste apparaat en voor een echte ijsvisser bijna onontbeerlijk.
  Er zijn modellen speciaal ontwikkeld voor ijsvissen: Amerikanen noemen ze Flashers.
  de populairste zijn daar de Vexilar, Marcum of Zercom.
*Een ander apparaat dat zijn nut bewezen heeft is zeker een hand GPS. Hiermee vind
  je met de trefzekerheid van enkele meter je vroegere stekken terug.
*Een onderwatercamera is dan weer het extreemste maar ik beschouw het slechts
  als leuk speelgoed dat niet echt zijn nut geeft tijdens het vissen, maar vond het toch
  even het vermelden waard. 


 

*Een zogenaamde automatische visser. Deze bestaan ook in verschillende
  uitvoeringen in enkele gevallen zelfs ingebouwd in de hengel, maar het principe is
  hetzelfde. Ze zorgen ervoor dat de hengeltop op en neer beweegt. Echt iets voor de
  luie vissers of voor diegene die verschillende hengels gebruiken en toch actief willen
  vissen. 

 

*Een tent shelter, en dan liefst een die ruim genoeg is, licht in gewicht en zonder
  bodem zodat je deze gewoon over het boorgat kan plaatsen. Nadeel is dat je wel
  niet meer kan genieten van de wereld rondom u, maar het is wel comfortabel. 
*Een verwarmingstoestel behoort ook vaak tot de standaard uitrusting. (foto2)

 

Welk aas. 
Het merendeel van de vissoorten die je bij ijsvissen belaagt eten voornamelijk muggenlarven, insecten en kleine visjes. De vissen eten in de winter ook een flink stuk minder en hebben het ook niet zo gemunt op groot aas.
Uitzondering zijn snoekbaars en snoekachtige die op iets grotere aasvissen jagen, maar ze worden dan ook eerder beschouwd als bonusvissen bij het ijsvissen.
Ons aas is dan ook hoofdzakelijk klein. Bij ijsvissen is kleiner meestal beter.
Op de eerste plaats staat kunstaas zoals de beroemde mormyschka (een stukje metaal met een haak), horizontale jigjes, en pilkertjes,  vaak in combinatie met wat levend aas.
Verder nog kunstvliegen, nimfen en allerlei imitaties van insecten en waterdiertjes. Horizontale plugjes worden dan weer meer gebruikt voor het gericht vissen op grotere exemplaren.
En dan heb je de natuurlijke aassoorten als wormen, maden, garnalen, allerlei larven, stukjes vis en uiteindelijk levende en dode aasvisjes. 

imitatie insecten/loodkoppen/mormyscha

pilkers/horizontale plug


Copyright © 2006 Noyelle Frans. Alle rechten voorbehouden.