Stroomvissen met de vlagdobber |
De vlagdobber is voor het eerst geïntroduceerd op
het WK in 2003 door het Hongaarse team dat hiermee de titel won.
Vlagdobbers zijn ontworpen voor het vissen in extreem sterke stroming. Bij ons
denken we daarbij in de eerste plaats aan de grote rivieren.
Je kan met deze dobbers zelfs bij forse stroming statisch op de bodem vissen of
je aas met de stroming mee laten voeren, al dan niet strak tegen de bodem.
De dobber is verkrijgbaar in gewichtklasse tot 70gram. Inbegrepen losse
bovenantennes en zelfs soms een breekstaafadapter. In de verpakking zit vaak ook een
handleiding en instructietekeningen die de diverse montagemogelijkheden
weergeven.
Hoewel deze viswijze vrij simpel is moet je je toch wel aan bepaalde regels
houden wil je succes boeken.
Wie niet de juiste samenstelling van lijn, haak, lood en dobber kiest, zal
eerder wat aanklungelen dan vis vangen.
Je hebt in de eerste plaats een stevige hengel nodig. Zelf maak ik gebruik van
een vaste hengel geschikt voor karper.
Je vist immers vol in de stroming met dobbers tot 50/70 gram.
Daarbij moet je nog de haak zetten en in de felle stroming een vis drillen die
daar optimaal gebruik van maakt.
Een lichte vaste stok beheeft het daarbij gegarandeerd. |
De keuze
van het juiste draagvermogen:
Je moet het dobberdraagvermogen kiezen naargelang de stroming. Wat inhoudt dat je
dat alleen kan weten door verschillende draagvermogens uit te testen.
Ten allen tijde moet de dobberantenne recht overeind staan terwijl het
dobberlichaam geheel onder water staat.
Als de antenne achterover helt dan vis je te licht. Helt ze naar voor, dan vis
je te zwaar. Probeer dus verschillende draagvermogens uit tot de antenne
perfect recht in de stroming staat.
De dobber bevestig ik met drie rubbertjes op de onderantenne en een stevig
rubber op de bovenantenne. Dit omdat hier namelijk de grootste kracht op komt te
staan.
De
opslag:
De lengte van de lijn tussen dobber en topeinde is voer voer discussie: lang of
kort?
Zelf kies ik voor een opslag van ongeveer 1 meter. Ik kan hiermee perfect de
dobber en het aas vissen waar ik wil en het geeft de vis nog de ruimte om het
aas goed tot zich te nemen.
De lijndikte:
Doorgaans vis je hier op iets
grotere vis. Om die reden kies ik voor zekerheid en neem ik een wat dikkere
hoofdlijn.
Minimaal 20/00 maar vaker nog 24/00 nylon.
Als onderlijn 16/00 tot 20/00.
De onderlijn bevestig ik aan de hoofdlijn doormiddel van een lus.
Topelastiek:
Ook hier een vrij dik elastiek. Dat heb je ook wel nodig als er grote brasem,
karper of zelfs barbeel op je voerstek komt.
Daarbij heeft het ook zijn voordeel als je vast komt te zitten aan de bodem. Wat
op deze plaatsen vrij vaak voorkomt.
Vis je te licht dan kan je om de haverklap een nieuwe montage monteren, soms
zelfs een nieuw elastiek, en dat is niet de bedoeling.
Bij dobbers van 20gram en meer kies ik voor topelastiek 14 tot 16.
Bij lichtere dobbers 10 tot 12.
Dobber
uitloden:
Vlagdobbers kunnen we in principe op dezelfde manier uitloden als gewone dobbers
alleen hebben we wat zwaarder lood nodig. Zwaar knijplood of torpillelood,
beiden kunnen gebruikt worden en is vaak afhankelijk van de beoogde
aaspresentatie.
De combinatie van druppellood met gewone loodhagels geniet mijn voorkeur maar is
geen must.
Haken:
De vis heeft op stromend water weinig tijd om het aas te keuren. Over het
algemeen vis ik dus met niet te kleine haken. Doorgaans 10 of 14.
Visdiepte:
Voorn en winde zal je meestal met het aas boven de bodem vangen.
Voor brasem, karper en barbeel bied je het aas op de bodem aan.
Om de diepte van de stek precies uit te loden gebruik je een zwaar peillood van
minimum 60gram. Dit is nodig vanwege de fikse stroming en het draagvermogen van
de dobber.
Is de diepte precies gekend dan schuif je de dobber nog 25 tot 30cm hoger. De
afstand tot het eerste verklikkerloodje, zodat dit op de bodem rust.
Viswijze:
Na het inleggen van de montage plaats ik de hengel in de hengelsteun waarbij ik
de top altijd iets onder water plaats. Op die manier vis ik steeds precies op de
gewenste plaats.
In principe vis ik steeds op een diepte van 3 tot 4 meter. Vaak in een diep
uitgesleten buitenbocht van de rivier.
Drijvend vissen:
Het aas moet door blokkeren van de dobber steeds
iets voor de dobber uit drijven.
Op deze manier laat je dobber en aas over je lokvoer drijven. De snelheid
waarmee dit moet gebeuren hangt alleen af van de voorkeur van de vissen op dat
moment. Dit soort zaken moet je als visser zelf uitdokteren terplaatse.
Bodemvissen:
Wil je brasem vangen dan moet je het aas bijna
roerloos aanbieden en daarvoor is de vlagdobber uiterst geschikt. Je kan een
vlagdobber zo blokkeren dat deze gewoon terplaatse blijft. De stroming heeft er
geen vat op zoals bij een gewone dobber, integendeel, de stroming zorgt er
juist voor dat door de speciale vorm van de dobber deze mooi recht in de
stroming blijft staan.
Je vist steeds haaks op de hengel. De opslag beperk je tot 100 - 150cm. Zo heb
je voldoende ruimte en hou je het geheel onder controle.
Voeren:
Dit doe ik met een goed bodemvoer, vaak een mix van verschillende merken.
Om het voer te verzwaren heb ik altijd nog wat extra leem bij de hand, als ik
het al niet in het voer verwerkte.
Ik verrijk het met wat casters, maïs, dode maden of geknipte wormen.
Aan het begin van de sessie voer ik een vrij grote hoeveelheid. Ongeveer 8 liter
in kleine voerballen die vrij vast aangeknepen zijn.
Na iedere vis voer ik een klein voerballetje bij omdat ik opmerkte dat de beet
anders vaak stil valt.
Aas:
Ik heb steeds een aantal aassoorten bij de hand en gebruik deze afwisselend om
de voorkeur van de vissen op dat moment te achterhalen.
Levende of dode maden, wormen , maïs en casters of een combinatie van
verschillende soorten. |
Enkele
voorbeeld montages: |
|
Klik op de afbeelding
voor een vergroting
|
|