Grote en kleine plantenbedden zijn voor
roofvissen de ideale schuilplaats en je kunt voor zeker aannemen dat zich daar
wel steeds een roofvis ophoudt. Maar veel vissers vermijden deze plaatsen omdat
ze er vaak groen maar nooit een rover wisten te vangen. De oorzaak ligt bij het
gebruik van verkeerd kunstaas of/en een ongeschikte techniek.
Het
plantenbed analyseren
Het gemakkelijkst is natuurlijk als je de contouren met het blote oog kunt
bestuderen. In het beste geval zie je in helder water zelfs waar de
waterplanten tot vlak onder het oppervlak reiken en waar de overgang naar
dieper water zich bevindt. Is het water aan de troebele kant of in het
voorjaar als de waterplanten nog diep staan, wordt dit wat moeilijker. Met een
boot en een visvinder kun je door zigzag te varen over de randen, deze goed in
kaart brengen. Zonder dieptemeter kun je door peilen de talluds vinden of je
kijkt naar de kleur van het water. Donkerder is dieper. Helpt dit alles niet,
dan is vissen de enige oplossing. Je merkt het vlug genoeg als je te diep of te
ver in het groen zit. Bij plantenbedden die groter zijn dan het bereik van
je worpen, kun je pal boven het plantenbed voor anker gaan zodat
je alle uithoeken kunt aanwerpen, maar zelf verkies ik om het vanaf de
buitenkant aan te werpen en regelmatig te verkassen. Doe dit dan wel met zo min
mogelijk herrie.
Het plantenbed uitkammen
Het zal vaak voorkomen dat de echt grote rovers zich aan de randen van het
plantenbed ophouden of daar waar het plantenbed overgaat in diep water. Begin
daarom eerst van buiten naar binnen te vissen, waarbij je het plantenbed steeds
dichter nadert. Daarbij begin ik diep en presenteer mijn kunstaas steeds een
stukje hoger. Je kunt dit doen met een spinner, diepduikende plug of shad.
Naast de randen wordt ook het oppervlak graag bewoond, vooral wanneer er zich
diepere gaten of open plaatsen in bevinden. Door het stervormig afwerpen van
het oppervlak weet je ook deze roofvissen te vinden. Dat doe ik met een
hooglopende spinner, drijvende plug of met poppers. De aanbeten hier zijn vaak
spectaculair en komen vaak van onderen waardoor de vis bij de aanval uit
het water komt. Neem een plug die kort duikt en steil weer naar boven komt als
je stopt met indraaien. Jerkbaitvissers gebruiken snel duikende divers.
Buctailspinners pakken minder vuil en zijn dus ideaal hiervoor. Daarbij voel je
aan de rotatie van het spinnerblad onmiddellijk als de spinner vuil pakt. Maar
ook een onverzwaarde hooglopende spinner is goed boven plantenbedden te vissen.
Poppers zijn dan weer het spectaculairs als je er een aanbeet op krijgt en ze
pakken zelden of noot groen.
Ideale
tijd
Plantenbedden en rietkragen zijn in alle jaargetijden zonder meer goed. Maar
sommige tijden zijn gewoon iets beter. Zo viste ik vaak in Ierland op kleine
meertjes die in de zomer door de lelievelden volledig toegegroeid zijn. Tot
halfweg mei reiken de meeste stengels echter nog niet tot aan het oppervlak en
daarbij zijn deze nog niet taai. Als je kunstaas een stengel pakt is een goede
ruk dan ook meestal voldoende om de stengel te breken, wat later op het seizoen
onmogelijk is. Ook tijdens het afsterven van de plantenbedden is het vaak goed
vissen. De rovers liggen nu wel iets dieper tussen het afstervend groen, maar
nu ook zijn de rottende plantenresten gemakkelijk los te trekken als je vast
komt te zitten.
Tips
---Met gevlochten lijn is het contact met het kunstaas directer en voel je het
beter
als deze vuil heeft gepakt.
---Gebruik soepel en iets langere stalen onderlijntjes. Bij vasthangen snijden
deze de
waterplanten vaak door en ze beïnvloeden de actie minder.
---Dreggen op spinners pakken vlugger vuil dan een enkele haak, maar ikzelf
verkies
toch steeds een dreg aan een spinner omdat deze stabieler vist en werpt.
|