Zeker op groot water zoals op de meren in Ierland is trollen enigszins anders dan zoals we dit in bijvoorbeeld Nederland kennen. In dit artikel dan ook wat eigen ervaringen en tips.
De visstekken.
In Nederland is trollen meestal een activiteit voor op de poldervaartjes, niet te breed of te diep, en daar maakt het dan ook niet erg veel uit waar je vaart. Op wat groter water pakken we meestal een talud aan, of trollen we langs plantenbedden, maar dat was in Ierland helemaal anders. Daar speelt de actie zich af op open water. De eerste dagen voor ons verblijf daar was de actie te vinden over een waterdiepte van 8 a 10m. Toen het wat zonniger zonniger werd hadden we enkel nog actie tussen de 10 a 12m. De beste plaatsen waren waar er onder water sprake was van structuur, ook al was dit op deze diepte. Zagen we hier en daar aasvis liggen, dan konden we ons al schrap zetten, want een aanbeet liet dan meestal niet lang op zich wachten.
Maar, desondanks dat we over zo diep water aan het vissen waren, was het niet noodzakelijk om zo diep te vissen, integendeel. Ons kunstaas boden we aan tussen de 2 a 4m diepte, en we kregen zelfs meer actie op de ondiep lopende pluggen. Verder was het kwestie bij het bepalen van de stekken om te kijken waar er zich aasvis bevindt. Hier en daar een aasbol (baars) was gewoon garantie voor succes. In de loop van ons verblijf stelden we vast dat de aasvis zich verplaatste in functie van de wind, alsook van de luchtgesteldheid. Zon = dieper, bewolkt = ondieper. Kwestie is dus van dit even in de gaten te houden. Het is niet omdat je op 1 dag goed vangt op een bepaalde stek, en ’s anderendaags niet dat het trucje over is. Dat die Ierse snoeken zo hoog in de waterlagen azen is trouwens niet verwonderlijk, daar houden zich vaak de forellen op! In de winterperiode zal je wel iets dieper moeten vissen, maar daar heb ik tot op heden geen ervaring mee.
Techniek op groot water.
De manier van trollen is ook toch enigszins anders dan in Nederland. In Nederland vis je meestal relatief kort achter de boot, met 25m heb je het meestal wel gehad. Of, je vist zelfs gewoon in het schroefwater van de motor wat op dressuurwater wel eens heel goed kan zijn, maar dat is niet de manier waarop we in Ierland tewerk gaan. Daar visten we veel verder achter de boot, pakweg een 50 a 60m! Hoe verder je achter de boot sleept, hoe dieper je pluggen gaan, maar als je op een bepaalde moment nog verder zal vissen, zullen ze weer ondieper gaan lopen door de waterdruk op je uitstaande lijn. Doordat je zo ver vist is het ook eenvoudiger te anticiperen als je plots tegen een ondiepte aanloopt; je hebt dan wat meer tijd.
Verder is de set-up wel ongeveer hetzelfde: 2 hengels per man, waarvan 1 handhengel en 1 afgesteunde hengel.
Aan de 2 buitenste hengels hang je een kunstaas dat merkelijk ondieper loopt dan aan de 2 binnensten, en zodoende kan je vrij goed bochten maken tijdens het trollen zonder dat je direct in elkaar komt te hangen. Bij het maken van bochten moet je je wel even realiseren wat je kunstaas doet, dat is iets wat velen over het hoofd zien. Aan de hengels die buitenkant bocht zitten zal het kunstaas versnellen, en bijgevolg soms even omhoog komen. Dit levert meestal geen probleem op. Echter de hengels aan de binnenkant bocht zullen even vertragen of zelfs komen stil te vallen. Vis je hier nu rubber, dan zal dat zinken, en vis je met een drijvende plug, zal deze stijgen, tenzij je probeert het geheel een beetje onder druk te houden. Dus even opletten en nadenken bij bochten. En verder is het varen maar, zoals je ziet, als je een paar dingen in acht neemt is het niet zo heel moeilijk. En, meestal varen we aan een redelijk goed tempo door, 4 a 4,5km per uur gaat prima.
Tijdens het trollen mag je gerust wat variatie brengen door eens te versnellen of te vertragen. Vaak de momenten wanneer het gebeurt! Of, zie je plots op je dieptemeter een drop-off verschijnen kan het vaak interessant zijn –als je zinkend kunstaas aan je lijn hebt tenminste- van hierboven heel even in te houden zodat je kunstaas even afzinkt, vervolgens weer gas… en meestal een kromme hengel!
Ook qua materiaal
hoef je niet zo heel
ingewikkeld te doen.
Meestal nemen wij
als handhengel een
7’ en als
steunhengel een 8’
en dat gaat zeer
goed. Hengels moeten
niet te strak zijn,
maar natuurlijk wel
voldoende stevig om
de tegendruk van je
pluggen op deze
afstand aan te
kunnen. Een te
stijve hengel
resulteert bij deze
visserij meestal
maar enkel in meer
gemiste aanbeten en
lossers. Daarop komt
een reel, handig is
het om een reel te
nemen met lage
inhaalsnelheid als
je daarover
beschikt, dat is
iets comfortabeler
om je pluggen op die
afstand binnen te
takelen. Op de reel
komt een gevlochten
lijn, dyneema 60lbs
is ideaal, mag zelfs
nog iets lichter,
zwaarder zou ik niet
gaan. Verder nog een
goede onderlijn in
een soepel materiaal
met deftige wartels
en spelden en je
bent klaar. Seven
strand staaldraad
ergens tussen de 40
a 60lbs of
fluorocarbon 80 a
100lbs gebruik ik
meestal en dat is
ideaal. Beiden
worden uiteraard bij
de minste
beschadiging
vervangen. Voor het
trollen neem ik de
onderlijnen meestal
iets langer, 50 a
60cm.
Voor de
duidelijkheid,
hulpmiddel zoals
plannerboards, side
planners en
downriggers
gebruiken we niet in
deze omstandigheden.
Een artikel van Nico
molkens