Diklipharder/Chelon labrosus
|
|
Dunlipharder/Liza ramada
|
|
Leefgebied/Gedrag
--- Algemeen
|
Max. lengte/gewicht:
90cm en circa 6kg
De gemiddelde maat voor onze kust ligt tussen de 40 en 55cm.
Nederlands record Diklip 2008: 4640gr. Dunlip 1975: 68cm 3200gr.
Deze over de gehele wereld verspreide familie omvat ca. 100 soorten die
allemaal ongeveer dezelfde lichaamsbouw vertonen. Bij ons komen slechts
drie soorten voor: De dunlipharder, de goudharder en de diklipharder.
De dunlipharder en goudharder zijn algemener in het zuiden van Europa.
Terwijl de diklipharder couranter voorkomt aan onze kusten. De drie
hardersoorten komen zowel gescheiden als gezamenlijk voor, maar er zijn
verschillen in leefwijze en aasgewoonten.
Harders geven de voorkeur aan warme zeegebieden en en zijn in het
Middellandse zeegebied dan ook van visserij-economisch belang. Ze
trekken langs de West-Europese kust in warme zomermaanden ver noordelijk. Over het algemeen komen in onze kustwateren alleen grotere exemplaren
voor >40cm. De kleinere harders blijven zuidelijker en komen slechts
tot in de Engelse en Franse waters.
Harders bevinden zich graag dicht bij de oever. Brakwater stoort ze net
zo min als troebel water. Ze zijn dan ook vaak te vinden in havens,
riviermondingen en afgesloten zeearmen waar hij via de sluizen in en uit
kan trekken. Ook trekken ze vaak ver de rivier op tot in het zoete
water.
In ondiep water staan de vissen vaak op hun kop, terwijl ze met hun
staarten wapperen, op die momenten zijn ze echter uiterst moeilijk
vangbaar.
Harders zijn typische scholenvissen en je treft ze dan ook nooit alleen
aan.
Ze voeden zich voornamelijk met algen en kleine organismen die ze met
hun borstelvormige tandjes en lippen als het ware van stenen en palen
afgrazen. Hierdoor is hij vroeger omschreven als een bijna onvangbare
vis, en ook nu is het vaak nog een moeilijk vangbare vissoort. Soms zie
je ze zwemmen en kan je er gewoon geen enkele vangen.
Andersom is dan weer vastgesteld dat wanneer er eentje aan het azen
slaat de anderen massaal volgen.
Naast plantaardig voedsel eten grotere exemplaren ook kreeftachtige en
slakken. Ook zie je ze soms, net als brasem de bodem stofzuigeren.
De diepte waarop ze voorkomen ligt zelden onder de -15 meter.
|
Vistechniek |
Harder is en blijft
een moeilijk vangbare vis. Ze zijn schuw, uiterst kieskeurig en
onberekenbaar wat hun voedsel betreft. Je weet vaak nooit waaraan
deze vissen de voorkeur geven.
Ze kunnen echter wel aan bepaalde aassoorten wennen door voeren
waardoor ze makkelijker te vangen zijn dan altijd werd aangenomen.
Vissen op harder is echter steeds fun vissen. Op echte
massale vangsten hoef je nooit te rekenen.
Maar het zijn harde vechters en het vissen op zicht is al een
belevenis op zichzelf, net als vliegvissen.
De vangst van +5 exemplaren op een vissessie mag reeds als zeer
geslaagd beschouwd worden.
Waar en wanneer:
In zuid Europa kan je hem zowat altijd aantreffen.
Bij ons is het een zomervis die vanaf begin mei tot eind september
in onze kustwateren aanwezig is.
Hoofdzakelijk hebben wij aan onze Belgische en Nederlandse kust te
maken met de diklipharder. Waar we als sportvisser blij mogen mee
zijn omdat het namelijk de grootste hardersoort is.
In het middellands zeegebied is het net andersom daar zijn het bijna
altijd dunlipharders.
Zoals je in de omschrijving van de leefwijze kon lezen vinden we hem
hoofdzakelijk waar zoet en zeewater samen komen. Specifieke stekken
zijn: havens, steenstortingen, kademuren, pieren en zowat overal
waar er oneffenheden of vreemde voorwerpen in het water staan dicht
bij de oever.
Bijna steeds lokaliseer je de harders om er pas dan op te vissen.
Een goede polaroid zonnebril is dan ook een must.
De vloed is dikwijls de beste vangperiode en het water mag zeker
niet te sterk stromen.
De harder is een schuwe vis, let er daarom op dat je nooit in zijn
zicht staat of beweegt. Ga niet onnodig lopen en lawaai maken. Ook
opvallende kleding is uit den boze.
Materiaal:
Hengels
Hoewel ik in Italië geregeld op harder heb zien vissen met een vaste
hengel langs de kademuren, is voor het efficiënt vissen op harder
slechts de werphengel geschikt.
Geen zeemateriaal, maar zoetwaterhengels.
Een karper-dobberhengel is zowat de zwaarste hengel waarmee je nog
plezierig op harder kan vissen. Ook een lange matchhengel is uiterst
geschikt, al heb je met deze laatste en een grote harder aan de
lijn soms stalen zenuwen nodig, maar dat vindt ik persoonlijk het
leukst. Anderen gebruiken dan weer een bolognese hengel.
Een lengte van + 3 meter is zeker aan te raden. Dit zowel om wat afstand
te houden als om de vis uit de obstakels te houden.
Voor het vissen op de bodem gebruik je dan weer een standaard
quivertip.
Standaard hengel uitrusting:
In 9 van de 10 gevallen vissen we met de dobber op vaak minder dan 2
meter diepte.
Lijn:
Als lijndikte volstaat nylon van 18 tot 22/00. Vis je bij obstakels
dan kan een lijn tot 28/00 nodig zijn.
Gevlochten draad is
door de zichtbaarheid minder geschikt of je moet met een flinke
voorslag vissen.
Hoe lichter hoe meer beet, al is de kans op verspelen dan ook
groter.
Een onderlijn uit fluocarbon kan ook maar is een kwestie van
voorkeur.
Dobber:
Wanneer je geen al te grote afstanden hoeft te werpen is een
vlokdobber 2-6 gram met centrale lijndoorvoer het best.
Het draagvermogen kies je volgens de stroming en de werpafstand zo
licht mogelijk.
Moet je een redelijke afstand overbruggen dan kan een verzwaarde
dobber een beter alternatief zijn, al moet je er hierbij wel rekening mee houden dat deze bij
iedere worp de aanwezige harders doet schrikken.
Verder kan zowat iedere dobber die juist genoeg lood kan dragen
waarmee je de afstand tussen u en de harders kan overbruggen.
Alleen als er een fikse stroming of golfslag staat kan een
zwaardere dobber nodig zijn om het aas op zijn plaats te houden of
om de beet alsnog te zien.
Haak:
Gebruik geen al te kleine haak. De grove bek van een harder is vrij
stug, maar toch scheurt een kleine haak geregeld uit. Ook pas je
het haakformaat aan het aas aan. Een flinke vlok kan nu eenmaal niet
aan een haakje 14.
dundradige karperhaken nr 2 tot 6 werken goed en soms haak je de vis
gemakkelijker met een platgeknepen weerhaak.
Diversen:
Loodhagels en stuitjes en niet te vergeten een landingsnet die lang
genoeg is om aan kademuren en steenstortingen de vis in het net te
krijgen. |
Lokvoer:
Van nature eet harder weinig dat we als aas kunnen gebruiken en met
een pluk algen vissen werkt ook al niet.
Gelukkig voor ons wend harder vlug aan allerlei watervreemd aas.
Dat is in de eerste plaats brood dat door mensen die de vissen zien
zwemmen als lokkertje in het water geworpen wordt. Maar het kan ook
visafval zijn in actieve havens waar vissers de resten in het water
deponeren.
Een lokvoertje is dus onontbeerlijk om de harders met succes aan je
aas te wennen en om hen te prikkelen om je aas te nemen.
Een lokvoer kan bestaan uit gewoon oud brood al dan niet gemengd met wat grove
havermout vlokken.
Sommigen doen daar nog enkele blikken sardines bij wat een extra
olie reukspoor levert.
De meeste houden het echter bij brood.
Het geheel goed pletten met water zodat je er nog enigszins
redelijke balletjes van kan maken is voldoende. Let er wel op dat
het toch zo soppig is dat het niet blijft drijven maar langzaam
afzinkt en ook niet als een blok naar de bodem zakt.
Wanneer ze aan het oppervlak fourageren kan het zelfs voldoende
zijn om zo nu en dan wat korstjes op het wateroppervlak te
deponeren.
Ook het regelmatig inwerpen van kleine balletjes gekneed brood dat
langzaam zinkt kan vaak volstaan.
In alle geval en met wat voor lokvoer ook, voer regelmatig maar
niet te veel, je moet de vis alleen aanzetten tot azen en niet
voeren. Daarbij lokt wegdrijvend voer de vis eerder van je weg dan
naar je toe.
Aas:
Brood in zijn verschillende vormen is en blijft het universele aas
voor harder.
Zowel een bolletje deeg, een korstje, of een als vlok gekneed
stukje witbrood, ze werken allen als je maar rekening houd
met het feit dat je ook moet voeren met hetgeen je vist.
Occasioneel wordt soms ook met stukjes vis, maden, pinkies, wier, slijkzagers, tot zelfs een kunstvlieg gevist. Sporadisch zijn ze
ook succesvol, maar zelden zo goed als brood.
Toch laat ik nooit na om steeds ook wat pinkies of ander aas mee te
nemen als alternatief voor brood, want ook brood negeren ze soms om
de een of andere reden totaal.
Een deegballetje mag vrij klein zijn, en een korstje ter grootte
van een duimnagel is ook voldoende.
|
broodvlok. Als je wil kan je de haak er
ook helemaal in verbergen. |
Viswijze:
Bijna steeds wordt het aas tussen twee waters aangeboden en een
korstje soms ook drijvend.
Meestal is dit op slecht op 1 meter diepte of minder.
Lood je montage steeds zo uit dat het aas langzaam op diepte zinkt.
Vaak is één loodhagel daarvoor reeds voldoende. De rest van het
loodgewicht dient alleen als werpvermogen.
Een andere uitloding is het lood verdeeld over de lijn aanbrengen
waardoor het ook gelijkmatig maar vlugger zinkt.
Het vissen, uitzonderingen daar gelaten gebeurd meestal nooit
verder dan enkele meter uit de oever.
Je kan verschillende vistechnieken toepassen. Hieronder enkele
voorbeelden.
---Zie je de harders dan neem je vijftiental meter stroomopwaarts
plaats ervoor zorgend uit het zicht te blijven, en je laat wat
voerballen te water. De losse deeltjes en korstjes die naar de
harders toe drijven trekken vanzelf de aandacht van de harders die
uit zichzelf reeds nieuwsgierig zijn.
Daarna laat je de montage die ondiep afgesteld is over je voerplek
en in het verlengde ervan driften.
Dit tot je een aanbeet krijgt en de dobber onderschiet.
---Gooi hier en daar wat lokvoer of balletjes deeg in het water waar
je harders ziet. Werp dan over de school heen om deze zo weinig
mogelijk te verstoren en haal voorzichtig lijn terug tot je tussen
de harders ligt.
---Aast de vis aan het oppervlak dan kan een drijvend korstje de
oplossing zijn, aangeboden met of zonder dobber waarmee je
natuurlijk de werpafstand minimaliseert.
---Een andere afwijkende manier die vaak in buitenlandse havens
toegepast wordt is het vissen met een voerkorf en een quivertip. De
techniek en de montages hiervoor zijn universeel en te vinden
bij vistechnieken/feedervissen. Hier niet zo gebruikelijk maar
volledigheidshalve wil ik dit toch vermelden.
Het aanslaan zelf mag meestal direct, zeker met deeg als aas.
Soms echter plukt de harder als het ware je haak leeg en krijg je 10
aanbeten waarop je evenveel keren misslaat. Vaak lukt het dan beter
als je bij een aanbeet enkele tellen wacht om aan te slaan.
In helder water kan je de reden hiervoor vaak zien. De harders
spelen als het ware met je aas en duwen er tegen zonder het aas in
de bek te nemen. Hierbij duikt de dobber vaak onder waardoor je dan
natuurlijk een gat in de lucht slaat. Soms werkt dit vrij
frustrerend, maar gelukkig gaat het ook vaak anders en kan je bijna
iedere beet verzilveren.
Vaak gebeurd het dat de dril en de vangst van een harder de school
verstoort. Je moet dan wachten tot deze terugkeert of je kan deze
gewoon volgen en opnieuw beginnen.
Een harder vecht lang en fel. Aan een lichte lijn is een eerste run
tot 10/15 meter geen uitzondering. Daarna vechten ze vaak
zig-zag-vluchtend en schokkerig. Ze geven echt nooit op en
meestal moet je het laatste stukje echt forceren.
Wil je de harder ongeschonden terugzetten, Onthaak hem dan in het
schepnet zonder hem op te pakken. Ze zijn moeilijk vast te houden en
verliezen zo geen schubben.
Ook het vissen zonder weerhaak vergemakkelijkt het onthaken uit de
keiharde bek. |
vb montage met engelse pen.
Klik op de afbeelding voor
een vergroting
|
|
|