Leng/Molva molva
|
|
|
Max. lengte/gewicht: 200cm/45kg. Nederlands record 1996: 127cm 9400gr.
Leng groeit zeer snel, op zijn tweede levensjaar kan hij al 50cm lang
zijn.
Buitenlandse benamingen:
Duits: leng - Engels: ling - Frans: lingue - Deens: lange - Noors:
lange - Zweeds: langa - Russisch: Molva - Portugees: donzela -
IJslands: langa.
Leefgebied/gedrag:
Buiten het paaiseizoen zoekt de leng altijd rotsachtige plekken of
wrakken op grote zandvlakten op. Hij is tamelijk honkvast en is steeds
weer op dezelfde plaatsen te vinden. Bepaalde hengelplaatsen, ttz.
wrakken zijn dan ook wel bekend. In het algemeen geeft de leng de
voorkeur aan diep water tussen de -100 en -600 meter. Naarmate hij ouder
wordt trekt hij naar steeds dieper water. Hoe dieper, des te
groter de vissen. De leng komt slechts uiterst zelden in het
oppervlak water. Paaien doen ze tussen april en juli. Sommige
paaiplaatsen zijn gekend en liggen vrijwel exact langs de 200 meter
dieptelijn, die loopt tussen Noorwegen en de Faeröer eilanden, rondom
Ierland tot in de Golf van Biskaye.
Voedsel:
Het is een roofvis die als hoofdvoedsel vis op het menu heeft. Verder
eet hij kreeftachtige, inktvissen, krabben en zeesterren. |
Vistechniek |
Vangstseizoen:
Leng kan eigenlijk altijd gevangen worden. De beste tijd is gedurende
de herfst en de winter, als de vis op zijn vaste standplaatsen te vinden
is en na het paaien een grote eetlust vertoont. Tijdens de paaitijd
zijn deze plaatsen vaak verlaten of men vindt er alleen kleine vis. Dan
moet men het geluk hebben een school te ontdekken op de paaiplaatsen
langs de 200 meter grens. Bij het hengelen boven wrakken is opgemerkt
dat de vis erg actief en bijtlustig is, als de stroming bij vloed op
zijn hoogtepunt komt. Hoe sterker de stroming, hoe groter de kans
op aanbeten.
Vangstmethode/materiaal/aas
Wil men grote leng vangen, dan denken we aan de wintermaanden met
steeds ruwer wordende zee. Daarbij zware loodgewichten om op grote
diepte, tot -200 meter te vissen. Bovendien moet je rekening houden met
hevige vloedstroom. Verder moet je de goede stekken weten liggen, een
goede dieptemeter is daarbij bijna onontbeerlijk.
Twee viswijzen hebben
hun waarde reeds bewezen ;
Het paternostersysteem:
Dit wordt vooral gebruikt als er vanaf
een geankerde boot bij kalm water gevist kan worden. Daarvoor heeft men
nodig: een middelmatige zware boothengel van 2.2 tot 2.5 meter, Een
hoofdlijn met een trekkracht van +- 20 kg. Bij het vissen op grote
diepte bied een gevlochten lijn een directer contact, terwijl een nylon
lijn minder weerstand ondervindt van de stroming. Aan het eind van de
hoofdlijn knoopt men een wartel met karabijnhaak. Daaraan komt de
paternoster met een lengte van ca. 90cm. Kort bij de bovenkant en
40cm vanaf de onderkant worden de zijlijnen geknoopt. Zijlijnen en
paternoster kan men het best maken uit enkelvoudige, stijve lijn met
een dikte van 0.80mm. Deze dikte is bestand tegen de scherpe tanden van
de leng, en men kan er ook een occasionele kleine conger, die op
dezelfde plaatsen voorkomt, mee landen. Daarbij raken de stijve ca.
25cm lange zijlijnen niet zo snel in elkaar verward. Aan de onderkant
van de paternoster bevestigen we terug een wartel waaraan een klein
breeklijntje komt waar het lood aan bevestigt wordt. Dit stukje iets
lichtere lijn dient als veiligheid bij het vastraken. De ervaring leert
immers dat het meestal het lood en niet de haken zijn die vast raken,
en men kan beter het lood verspelen dan de volledige paternoster.
Running boom met enkele haak:
Vanaf een driftende boot en als
men gericht op grotere vissen vist, gebruikt
men echter beter een enkele haak en een running boom. Op de hoofdlijn
komt een runningboom met daaraan het lood. Ook nu bevestigen we dat
weer met een klein breeklijntje.
Veel hengelaars geven bij het vissen op leng de voorkeur aan een
onderlijn uit dun staaldraad, maar dat hangt van u voorkeur af. Het
gewicht van het lood wordt aangepast aan de diepte en de stroming maar
dit is zelden lichter dan 200gr. Gewichten tot 1kg zijn niet
uitzonderlijk. Daarom maakt een buikgordel het vaak gemakkelijker om
dit gewicht telkens weer omhoog te pompen.
Aas:
Als aas gebruiken we een file van makreel
of haring. We snijden de file daarbij als een visfladdertje. Dik aan
de kant van de haak en uiterst dun aan de punt, waardoor het filetje
goed kan wapperen in de stroming. Leng reageert immers beter op
bewegend aas.
Extra tips:
Vis steeds bij de bodem. Het aas regelmatig even in beweging
brengen door het even op te trekken lokt vaak een aanbeet uit. Vis
steeds langs de kanten van een wrak, nooit op het wrak. Vis je met een
paternoster, haal de lijn wanneer deze de bodem raakt een paternosterlengte terug naar boven. Bij het vissen met een
enkele haak trek je
twee paternoster lengtes op.
Aanslaan/dril/landing:
De aanbeet is meestal vrij fel, waardoor de vis bij goed scherpe haken
zichzelf haakt. Schiet de leng tijdens de dril los, laat het aas dan
onmiddellijk terug naar de bodem zakken. Meestal bijt de losgeraakte
vis onmiddellijk terug aan. Direct na het aanslaan vlucht de vis
richting zijn schuilplaats. Lukt hem dat, dan ben je waarschijnlijk
vis en materiaal kwijt. Je moet dus beletten dat de aan de haak
hangende vis de kans krijgt lijn te nemen. Zodra je echter een 10tal
meter lijn op de vis gewonnen hebt, kan je hem rustig laten uitrazen.
Gedurende de dril raakt de leng vlug buiten adem door het drukverschil
bij het omhooghalen. Meestal verschijnt de leng aan het oppervlak met
de buik boven en totaal afgemat. |
Klik op de afbeelding voor
een vergroting
|
|
|