Winde & Goudwinde/Leuciscus idus
|

Eigen vangsten: Tot 3 kg zowel met de vaste, werp of
vliegenhengel |
De winde behoort tot de familie van de
karperachtigen.
Kenmerken:
Het oog van de winde is kleurloos. Hij heeft relatief kleine schubjes
(55-61 schubben langs de zijlijn.
De andere voorns hebben allemaal minder schubben. De winde heeft een
grote bek, maar niet zo groot als die van de kopvoorn. Grote exemplaren
worden vaak wat bronskleurig, terwijl vissen tussen de 20 en 35 cm
zilverkleurig zijn. De vinnen zijn rozerood. Oudere windes krijgen ook
een steeds hogere en dikkere lichaamsbouw. Er bestaan tegenwoordig ook
verschillende
gekweekte kleurvariëteiten.
Max
lengte/gewicht: 80 cm/4kg.
Leefgebied/gedrag: Zwak stromend en stilstaand water.
Meestal in de bovenste waterlagen.
Eet volwassen en larvale insecten en verder alle klein dierlijk aas en ook
visbroed.
Vistechniek soort:
Winde is een van die vissoorten die je
zo nu en dan vangt als bijvangst tijdens het vissen met de vaste stok of
werphengel. Ze zijn echter alleen gericht te bevissen met de
vliegenhengel of vlokhengel.
Maar ook dat is niet zo evident.
Voor je echt gericht op winde kan vissen moet je ze eerst weten te
lokaliseren. De enige kans waarbij dat mogelijk is, is wanneer ze aan
het oppervlak fourageren op zoek naar voedsel.
Gelukkig zijn dat vaak vaste plekken en op die plaatsen komen ze dan ook
geregeld, wat het iets gemakkelijker maakt.
Windes zwemmen vrijwel steeds tegen de stroom of wind in als ze zich aan
het oppervlak voeden. Daarbij zwemmen ze meestal traag en dat
gaat vaak gepaard met het veroorzaken van een boeggolf waarbij soms
zelfs een gedeelte van hun rug te zien is.
Grote windes azen alleen of in kleine groepjes van enkele stuks. Hoe
groter de windes, hoe kleiner het groepje.
Ze doen dit ook overdag maar prefereren duidelijk de vroege morgen en de
schemering. Bij heet zomerweer liggen ze echter vaak passief in de
oppervlak te zonnen. Op die momenten is het zelden mogelijk ze tot een
aanbeet te verleiden en een in hun buurt geworpen aas wordt dan ook vaak
gewoon genegeerd waarbij de windes zich geërgerd enkele meter verleggen.
Zodra het wat afkoelt of er een kabbel op het water komt door wat wind
gaan ze echter wel azen. Het is dan een kwestie van het juiste moment
afwachten.
Windes komen over het algemeen ook nooit van ver achter een aas aan, ze
plukken alleen voedsel van het oppervlak dat op hun zwemroute ligt.
Het is dan ook de kunst om je aas of vlieg in die zwemroute op hoogstens
een meter te presenteren. Is de vis geïnteresseerd dan zie je de kop
iets omhoog komen en slurpt hij het aas naar binnen. Daarna gaat de kop
naar beneden en maakt hij aanstalten om verder te zwemmen. Dit is het
moment om de haak te zetten. Doe je dit eerder dan sla je het aas vaak
uit zijn nog niet gesloten bek. Op rivieren en stromende kanalen staan
de windes vaak heel kort onder de kant. Dit heeft te maken met het
voedselaanbod en de stroming. Op kleinere rivieren en plassen vind je ze
meestal eerder ver uit de kant tot in het midden waar ze zich veilig wanen.
Voor het gericht vangen van windes heb je dus twee keuzes: De
werphengel of de vliegenhengel.
Werphengel:
Beschik je over een vlokhengel dan zit je ideaal. In het andere geval
kan je om het even welke spinhengel gebruiken met een werpgewicht tussen
de 8 en 20 gram. Lengte 2.4 tot 2.7 meter is ideaal.
Verder een bijpassende molen met 10/00 gevlochten lijn of 14-16/00
nylon. Een vlokdobber met centraal gat en wat rond knijplood om deze uit
te loden. Als onderlijn neem je nylon of fluocarbon met een lengte van
80 tot 100cm. Vis je met 14/00 nylon dan kan de haak ook gewoon aan de
hoofdlijn.
Als haak neem je er best eentje met een ruime bocht vanaf nr 12 en
groter.
Als aas is de vlok zeker het nr 1 aas, toch neem ik voor alle zekerheid
steeds wat maden en wormen mee voor die gevallen waar ze de vlok negeren
en wat gewriemel eerder hun aandacht trekt.
Uitloden doe ik steeds zo dat het aas drijft of langzaam naar beneden
dwarrelt. Dus het meeste lood steeds zo dicht mogelijk bij de dobber of
verdeelt over de lijn.
Vis je op zicht dan werp je het aas in het verlengde van de
zwemrichting. Zijn er absoluut geen windes te zien, maar denk je dat ze
er wel moeten zitten dan werp je gewoon naar die plaats en laat je het
tuigje met de wind of stroming driften, waarbij je een flink stuk water
kan bestrijken. |

voorbeeld montage van vlokdobber |
Vliegenhengel:
Een #4 lijn gaat uitstekend, alleen bij wind of als je een iets grotere
afstand moet werpen neem je een #5 of #6. Vis je wadend dan is een iets
langere hengel van bv 9 voet gemakkelijker om de lijn uit het water te
houden tijdens de valse worpen.
Het is prachtig om op zicht windes te kunnen aanwerpen en als het water
helder is zijn ze relatief eenvoudig te vangen. Je moet echter wel
voorzichtig te werk gaan zonder veel kabaal of verkeerde worpen.
Verstoor je hem dan verdwijnt hij om vaak enkele meter verder terug op
te duiken.
Maar een goed geplaatste palmer, grote foam mier, hertenharen sedge of
langpootmug die binnen de een tot twee meter van een groepje windes op
het water komt, wordt zelden genegeerd. Tonen ze geen interesse dan
trekt een klein rukje vaak wel de aandacht.
De vliegen mogen trouwens behoorlijk groot zijn. tot haak nr 8. Het
heeft als voordeel dat je dan zelden last hebt van kleine voorn of
andere vis die aan de voor winde bedoelde vlieg komen sabbelen.
Grote solitair zwemmende windes zijn soms moeilijker te vangen op de
droge vlieg. Dan kan een visbroedimitatie uitkomst bieden. Je vist deze
redelijk snel schuin in de zwemrichting van de vis. Snel of in een
gevarieerd tempo strippen lokt vaak de aanbeet uit.
Is het water troebel, winderig of zijn de omstandigheden gewoon niet
goed om op zicht te vissen dan kan je alsnog de gebieden waar je windes
verwacht systematisch uitkammen.
Dit gaat het best met grote nimfen. De kleur rood scoort meestal goed.
Je mag hierbij best snel strippen, windes volgen de vlieg vaak een
eindje voor ze besluiten toe te happen. En de aanbeet laat weinig
twijfel of het winde of vuil is.
Een bedenking: hoewel nimfen vaak goed scoren is het toch steeds minder
spectaculair dan als je de vlieg van het oppervlak ziet plukken.
Extra:
Beperk je materiaal tot een minimum, je moet immers de vissen zoeken en
dat betekend soms flink wat afstand afleggen. In principe moet al je
materiaal en aas in een kleine draagtas over u schouder kunnen.
Of beter nog in een vliegvisvest met de nodige zakken.
Enige extra is nog een kort schepnet dat je ergens aan kan klippen
zodat je steeds je handen vrij hebt.
|
Stekinfo:
---Goede resultaten kan je boeken
op de vliet bij leerdam in Nederland. Over deze plaats vonden we veel
goede verslagen van dagvangsten op het internet met de broodkorst.
|
|
|