Spiering - Zandspiering/soort
|

|
Buitenlandse namen:
Eng - Sandeel/Duits - Sandaal - Sandspierling/Frans - Lancon/Deens
- Tobis/Noors - Sandgrevling/Zweeds - Tobisen/Italiaans - Cicerello/Portugees - Ligeirao
Max.lengte/gewicht:
De soort wordt 15, hoogstens 20cm lang.
Er zijn 6 soorten waarvan de bij ons meest
voorkomende zijn:
Ammodytes tobianus: Is de bij ons meest
voorkomende soort.
Ammodytes marianus: Noordse zandspiering
Osmerus eperlanus: Spiering/komkommervisje
Kenmerken:
Ze hebben een slank langgerekt lichaam dat zijdelings een beetje is
samengedrukt. Ze zijn zilverkleurig en de rug is iets donkerder.
Verder een spitse kop met een duidelijk vooruitstekende onderkaak. De
kaken bezitten geen tanden.
Leefgebied/gedrag:
Komt zowat in alle Europese
kustgebieden voor, vanaf het hoge noorden tot aan Gibraltar. De naakte
spiering in de middellandse zee en de Egeïsche zee.
Zandspieringen leven in grote dichte scholen in het ondiepe water van de
kustgebieden, riviermondingen en zeearmen. In volle zee leven ze vaak
boven ondiepe zandbanken.
Zandspieringen komen soms in onvoorstelbaar grote aantallen voor.
Behalve de naakte zeespiering die aan een kiezelige bodem de voorkeur
heeft, prefereren alle andere soorten een propere zandbodem.
In de zomer zijn de vissen meer te vinden in de ondieptes van de
kustwateren terwijl ze zich in de winter in iets dieper water
terugtrekken. Ze komen voor tot op dieptes van -200 meter.
In de winter houden ze een soort winterslaap, ingegraven in de bodem. In
de zomer graven ze zich 's nachts, bij donkere dagen en bij gevaar ook
in. Hun torpedovormig lichaam en de puntige kop laten toe dat ze met hun
kop vooruit het zand in schieten.
Voeding:
Zomers in de vroege ochtend
verlaten ze de bodem en vormen ze grote scholen om te eten. Ze hebben
geen zwemblaas en zinken als ze niet zwemmen. Als ze voldaan zijn of bij
voedselgebrek verschuilen ze zich terug in de bodem. Ze zwemmen dus
enkel om te eten. Zandspieringen jagen op het zicht.
Kleinere exemplaren leven hoofdzakelijk van plankton maar naarmate ze
groter worden schakelen ze over op vislarven en jonge visjes.
Vistechniek:
Voor de beroepsvissers zijn ze van
commercieel belang. Voor de sportvissers enkel als aas.
Er is nauwelijks een beter zeeaas
denkbaar dan levende zandspiering maar ook dood zijn ze niet te onderschatten.
Haast alle zeevissen nemen deze visjes graag en gulzig. Vooral kabeljauw,
makreel, geep, zeebaars en zeeforel zijn er dol op.
Voor zeebaars is dit aas wellicht de absolute
nummer één, en als men verse zandspiering heeft dan is een dagje vissen op
zeebaars al gauw een succes, maar zowat
voor alle zeevissen staan ze op de menukaart.
Zandspieringen zijn goed levend te bewaren in vers zeewater met gebruik van een zuurstofpompje.
Je kan ze soms in hengelsportzaken aan de kust levend kopen maar meestal zijn ze
diepgevroren te koop.
Zelf vangen kan met een fijnmazig sleepnet in het ondiep kustwater.
Opgepast dit
is niet overal toegestaan !
Monteren van zandspiering op de haak:
Een levende zandspiering wordt door de
rug, op circa 1/3 van het lichaam achter de kop aan de haak gedaan.
Het kan ook door de haak door een kieuw te steken en vervolgens in het
achterlijf vast te haken.
Gebruikt men een zandspiering voor de
bodemvisserij dan wordt veelal gebruikt gemaakt van een
pennelrig montage. (2
haken op een onderlijn, waarvan één vrijschuivend is en dus op elke gewenste
locatie in het aas kan worden gezet.) Het zal duidelijk zijn dat de eerste
montage alleen mogelijk is met verse zandspiering. Bij de pennelrig kan gebruik
gemaakt worden van diepvries aas in combinatie met bindelastiek. |


 |
|