Meest gemaakte fouten bij jig of twister vissen

• Een veel te korte hengel bij het vissen van af de oever. 
  Bij het gebruik van een te korte hengel, minder dan 2.7  meter neemt het risico op hangers met meer dan 50% toe. De hengel mag zelfs tot 3 meter zijn. Het kunstaas kan met een langere hengel beter worden gevist, hetgeen hogere glijdende sprongen en een langere afzinkfase van het kunstaas tot gevolg heeft.
• Te zachte hengel.
  Elke beweging komt in de eerste plaats uit de pols. Dat kan zowel het laten huppelen van het aas als de aanslag zijn.  De bewegingen zijn directer met een hengel met wat pit. Ook op een uiterst voorzichtige aanbeet kan met een snelle hengel onmiddellijk contact gemaakt worden en de vis gehaakt worden. Dergelijke hengel beschikt tevens over voldoende reserve tijdens de dril.
• Dyneema i.p.v.  nylon.
  Nylon heeft te veel rek waardoor we eerst de rek uit de lijn moeten slaan voor we de vis haken. Met Dyneema voel je iedere beweging van het kunstaas. Daarbij komt nog dat de trekkracht beduidend hoger ligt waardoor we met een geringere diameter kunnen vissen. De zichtbaarheid is echter groter, daarom neem ik als de vis voorzichtiger is een stuk onderlijn uit fluo carbon.
• Lijn te slap.
  Als je de lijn te slap laat afzinken of  binnenvist, dan mis je een groot aantal kansen. Laat het kunstaas steeds met een strakke lijn naar de bodem afzinken en hou steeds contact, ook tijdens het binnenvissen. Krijgt u tijdens de afzinkfases een beet dan voelt u die gegarandeerd.
• Verkeerde jigkop.
  Vis vanaf de kant steeds met stand up jigkoppen. Door de afgevlakte onderkant staat de jigkop steeds rechtop op de bodem en wijst de haak omhoog. Je haakt minder vuil en meer vis.
• Te zware jigkop.
  Zo licht mogelijk vissen, een regel die iedere visser kent maar bij het jig vissen vergeet. Wie in stilstaand water vist heeft meestal voldoende aan een jigkop van 7 tot 15 gram. U werpt er bijna even ver mee als een zwaardere uitvoering en afstand werpen is niet de bedoeling, wel vis vangen.
  En ook al kost het enige tijd voor een lichte jigkop de bodem bereikt, juist in die periode volgt vaak de aanbeet. Alleen op rivieren bent u vaker gedwongen om zwaardere jigkoppen te gebruiken wegens de stroming. Maar ook op rivieren neemt u zo licht mogelijk.
• Verkeerde staartvorm of model.
  Vergeet die typische verticaalkunstaasjes met een tipstaartje. Als u die vanaf de kant vist geven deze weinig beroering. Dit in tegenstelling tot schoep of sikkelstaarten. Deze staartvormen remmen het aas af tijdens het afzinken en zorgen voor de nodige trillingen tijdens het binnenvissen. Door de druk op de staart voel je ook beter de werking van het kunstaas. Kies daarom steeds voor erg beweeglijk en actief kunstaas.
• Te ver van de bodem.
  Velen vissen uit angst voor hangers te ver van de bodem en presenteren het rubber als een spinner. Er is niets op tegen om dit zo nu en dan eens te proberen. op die manier vangen we vooral snoekbaarzen die dicht onder de kant jagen. Het merendeel van de vissen houdt zich echter op in de buurt van de bodem, wie succes wil moet daar ook in de eerste plaats vissen waarbij het kunstaas regelmatig de bodem moet raken. Verspeelt u zo wel eens wat kunstaas, dan vang je toch wel meer vis.
• Vaak te diep.
  Waarom de vis ver of diep gaan zoeken als hij dichtbij jaagt. Vooral de laatste meters voordat het kunstaas uit het water komt zijn vaak zeer goed. De snoekbaarzen en zeker baarzen volgen het kunstaas vaak om pas op het laatste moment toe te slaan. In bepaalde periodes jaagt en verblijft de snoekbaars trouwens op ondiep water en dat merk je alleen als je ook die plaatsen afvist. Ook in troebel water staat de snoekbaars vaak ondieper dan velen denken. Bij veel scheepvaart ligt de snoek en snoekbaars ook vaker in de beschutting van de oever. Vergeet natuurlijk de plaatsen waar waterplanten of oeverbegroeiing staan niet.
• Visrichting op stromend water.
  Vis je op een rivier, vis het kunstaas dan steeds tegen of haaks op de stroom binnen. Werp nooit tegen stroom in dat levert je alleen hangers op.