Stekelrog/Raja Clavata/Thornback ray
|
Eigen vangsten: Ierland verschillende exemplaren maar steeds kleintjes
|
Max.
lengte/gewicht: 105cm/18kg.
Nederlands record 2004: 53cm
Leefgebied/gedrag:
Deze rog is waarschijnlijk de meest voorkomende van alle roggesoorten in
Europese wateren. Het verspreidingsgebied strekt zich uit over de Oost
Atlantische Oceaan van de Noord kaap tot aan de Canarische Eilanden,
Marokko en Namibië. Inclusief de Middellandse zee en de Zwarte zee.
Brak water wordt door deze rog gemeden.
Stekelroggen houden zich bij voorkeur
op in kustgebieden
boven zand en slibbodems op een diepte van -20 tot -577 meter.
Uitgesproken koud water wordt gemeden. In koudere jaargetijden zoeken
ze dan ook de diepere waterlagen op. Ze verplaatsen zich nooit over
zeer grote afstanden.
Voeding: schelpdieren, kreeftachtige maar ook vissen
Vistechniek algemeen:
Vangstseizoen:
Van mei tot oktober. Gedurende de zomer lopen de roggen vooral 's
nachts of in de schemering. Het getij speelt eveneens een belangrijke
rol. Het best is opkomend tij.
Voeren:
Het is een van de zeevissen waar voeren tot beter resultaat kan leiden.
Ze zijn namelijk uitgesproken nachtdieren die overdag de meeste tijd in
het zand ingegraven liggen. Hun reukzin is echter uitermate ontwikkeld
en ze worden dan ook actief gelokt door een voerspoor. Dit kan het best
met een ruby dubby. Dit is een fijnmazige zak die men vult met gemalen, liefst vettige vis. Deze wordt aan het ankertouw bevestigt zodat hij
boven de bodem komt te hangen. Een apart touw kan natuurlijk ook, maar
dan moet de zak wel verzwaard worden. Regelmatige enkele rukken geven
aan het touw bevorderd het voer en reukspoor. Een ruby dubby moet na
enkele uren ververst worden omdat de kleinere deeltjes door de stroming
uitgespoeld worden en er na een tijd alleen grotere stukken achter
blijven. Grondhaaien kunnen een fijnmazige zak echter in geen tijd aan
flarden scheuren. Om dit te voorkomen kan een staaldraadkorf gebruikt
worden. Het kan soms wel enige tijd duren voor de roggen terplaatse
zijn, maar als dat gebeurd wordt dit meestal beloond met veelvuldige
aanbeten. De vissen verschijnen immers meestal in groep.
Aas:
Er komen veel soorten aas in aanmerking. Meest gebruikt zijn echter
garnalen en visfilets, liefst van vettige vissoorten zoals makreel.
Voor grotere exemplaren kan je een kleine levende aasvis gebruiken.
Vis je met stukken vis, dan moet je het aas geregeld verversen om de
reuk optimaal te houden, zo om de 20 minuten.
Uitrusting en lijnmontage:
De hengeluitrusting kan vrij simpel gehouden worden. Een goede
boothengel, liefst een iets langer uptide model, en een molen of reel
gevuld voldoen uitstekend. Als lijn nemen we een trekkracht van 30kg.
Zelf beviste ik deze vis regelmatig met iets zwaardere karperhengel,
maar hierbij moet je dan wel de ruimte hebben. Daarbij duurt de dril
ook veel langer wat dan weer betekend minder vissen maar wel topsport.
Als montage een schuifloodsysteem met een enkele haak. Het lood nemen
we zo zwaar als nodig om het aas op de bodem te houden. Om in de
war raken te voorkomen kan eventueel een running boom gebruikt worden.
Als onderlijn een staalkabel. De tanden van een rog maken immers gehakt
van een gewone nylon lijn.
|
Vb van simpele bodemmontage.
zwaarte aan te passen aan de te verwachten vis.
(Klik op de afbeelding voor
een vergroting)
|
Beet/Dril/Landing:
De beaasde haak wordt uitgelegd in het verlengde van het reukspoor.
Daarna houden we de lijn licht gespannen, zodat we direct contact
hebben met het aas. Een rog zwemt in de meeste gevallen vlak boven de
bodem op het aas af, om vervolgens met zijn volle gewicht boven op de
buit neer te strijken. Dat merk je vaak aan het trillen van de lijn als
de rog tegen de lijn zwemt, of aan een licht neerbuigen van de top als
de rog op het aas gaat liggen. Het kan dan soms nog wel een minuut
duren voor de rog het aas effectief in zijn bek neemt. Daarna zwemt de
vis weg, maar lang niet altijd. In het eerste geval zie je dit
duidelijk aan de hengel, in het andere geval kan je de lijn iets
aanspannen tot je de vis voelt. Aanslaan doen we kort en krachtig
waarna we de onmiddellijk enkele meter lijn trachten in te winnen om de
vis iets van de grond te krijgen en te houden. Lukt dat dan kun je de
dril vaak kort houden. Is de vis echter te sterk en bereikt hij de
bodem, dan kan het enige tijd duren voor je hem kunt afmatten. Heb je
geduld en hou je spanning op de lijn, dan lukt het na een tijd wel om
hem tot zwemmen te bewegen. Ligt hij muurvast dan kan het helpen om
even de gespannen lijn als een gitaarsnaar te betokkelen. Dat geping
irriteert de vis waardoor hij met wat geluk begint te zwemmen. Een
gehaakte rog verspeel je zelden door losschieten, het vlees rond de bek
is immers uiterst taai en de haak houd er vrij goed in. Roggen laten
zich niet gemakkelijk afmatten, maar toch zijn het geen echte vechterbazen. Het is meer een langdurig gevecht op de bodem, of een
steeds weer trachten die bodem te bereiken. Komt de vis aan het
oppervlak, dan is de strijd meestal gewonnen. Bij het landen dien je
wel uiterst voorzichtig om te springen met de staart. Het is daarom
raadzaam de rog met de rug naar beneden binnen boord te halen.
Verwijder indien mogelijk de doorn op de staart met een tang of mes voor
je aan het onthaken begint. Handschoenen zijn aan te raden.
|
|
|