Home   Email  

 

 

Vistechnieken Home
Materiaal
Montages
Peilen
Vissen
Artikels

 

Vistechnieken - Matchvissen - Vistechniek
Klik op de afbeelding voor een vergroting
Klik op de knop Vistechnieken of op home in de kopbalk om terug te keren.

 

In de andere hoofdstukken kreeg je reeds een overzicht van het materiaal en de verschillende soorten dobbers en hun toepassing. Verder staat reeds een groot deel uitleg over de manier om dit type dobbers uit te loden en te gebruiken op verschillende watertypes en dieptes  in het hoofdstuk montages.
Er rest ons eigenlijk nog alleen te gaan vissen, maar toch wil ik in dit hoofdstuk nog wat extra informatie meegeven en het een en ander nog eens extra benadrukken.
Dobbers
Kies de juiste dobber voor de gepaste viswijze.
De waggler in zijn verschillende uitvoeringen is de meest gebruikte voor stilstaand en langzaam stromend water.
Stick, balsa en avon dobbers zijn dan weer meer geschikt voor stromend water en rivier.
Hoewel bovenstaande een vaste waarde is, belet niets u om zelf te experimenteren. Zo kan een waggler ook gebruikt worden op stromend water en belet niets u om een avon dobber te gebruiken op stilstaand en diep water.
Maak zeker niet de vergissing om in het begin uit oude gewoonte als vaste stok visser te kiezen voor de lichtste dobbers. Het vissen met een vaste stok is nooit vergelijkbaar met de matchvisserij. Onze zwaardere dobber heeft zijn eigen voordelen en is goed uitgelood en op de juiste wijze gevist even geraffineerd als de beste wedstrijdpen.
Werpen
Voor de matchhengel is de tweehandige overkop worp het gebruikelijkst.
Het gemakkelijkst werpen we hierbij met 75cm lijn tussen hengeltop en dobber. 
Rem het einde van de worp af om pruiken en verwarren van lijn en lood te vermijden.
Door het afremmen komt het lood gestrekt neer. Dit effect bereiken we door met de wijsvinger enige druk uit de oefenen tegen de spoelrand en hierdoor ook op de van de spoelrand aflopende lijn. Als we vervolgens, vlak voor de dobber het wateroppervlak raakt,
de lijn echt blokkeren, dan strekt de lijn zich keurig op het water.
Het vraagt wel enige oefening om dit perfect te beheersen.
Als je niet ver uit de oever vist en zeker op kleine rivieren, is een  onderhandse of zijdelingse worp ook gemakkelijk te doen.
Na de worp steken we bij het vissen met de waggler, de top onder water en halen de lijn enkele meter terug, waarbij deze mooi onder het wateroppervlak komt.
We doen dit natuurlijk niet bij het vissen met een drijvende lijn.
Een andere techniek is door de hengeltop diep onder water te steken en dan kleine rukjes met de hengeltop te geven tot de lijn volledig onder is.
Een goed ontvette lijn helpt daar natuurlijk bij.
Je kan lijnen zinkend maken door deze met zeepsop te behandelen. Hiervoor hebben we natuurlijk steeds een flesje met zeepsop en een doekje bij.
Het doekje goed bevochtigen en de lijn er doorhalen en klaar is de zinkende lijn.
Omgekeerd gebruiken we wat lijnvet om deze te laten drijven. vb vliegvissersvet.
Bij veel wind werp je minder in de war als je juist tegen de wind in werpt.
Het lijkt onlogisch, maar toch is het zo.
Richting en afstand
Zoek voor het werpen een vast punt op de tegenovergestelde oever dat als mikpunt dienst kan doen zodat de richting steeds identiek is. Merk bovendien de juiste afstand met behulp van een watervaste viltstift op de lijn. De werpafstand zetten we vast door de lijn in de lijnclip te blokkeren. Dit is steeds enkele meters meer dan de visafstand omdat we de lijn enkele meter terugspoelen na de worp. Opgepast hiermee bij grotere vis zoals karpertjes, dan gebruik ik de lijnclip niet !
De lijn trimmen
Stromend water
Op stromend water moet je de drift begeleiden. Soms vang je reuze als je de dobber gewoon laat drijven en het aas volgt , maar in andere gevallen vissen we met het aas voor de dobber uit. Dit doen we door de dobber af te remmen.
Daarbij kunnen we het aas ook van de bodem laten opspringen waarna je het terug naar de bodem kan laten zakken, of je kan het aas  juist boven de bodem laten drijven.
Bij het stickfloat vissen wordt de molen alleen gesloten als er lijn ingedraaid moet worden. Zelfs het aanslaan doen we met een open molenbeugel.
De wijsvinger stopt daarbij de lijn. Het is diezelfde vinger die we ook gebruiken om lijn af te geven. Deze maal door de lijn tussen spoelrand en vinger te laten afrollen.
Als we vrije lijn geven zal de dobber ongehinderd voortdriften.

De lijn trimmen

Stromend water
Op stromend water moet je de drift begeleiden. Soms vang je reuze als je de dobber gewoon laat drijven en het aas volgt , maar in andere gevallen vissen we met het aas voor de dobber uit. Dit doen we door de dobber af te remmen.
Daarbij kunnen we het aas ook van de bodem laten opspringen waarna je het terug naar de bodem kan laten zakken, of je kan het aas  juist boven de bodem laten drijven.
Bij het stickfloat vissen wordt de molen alleen gesloten als er lijn ingedraaid moet worden. Zelfs het aanslaan doen we met een open molenbeugel.
De wijsvinger stopt daarbij de lijn. Het is diezelfde vinger die we ook gebruiken om lijn af te geven. Deze maal door de lijn tussen spoelrand en vinger te laten afrollen.
Als we vrije lijn geven zal de dobber ongehinderd voortdriften. Meestal vormt zich dan echter een bocht in de lijn. Als die bocht te ruim of te hinderlijk wordt, dan remmen we af en de lijn komt weer strak.
Indien de lijn de dobber uit zijn baan trekt dan is de bocht in de lijn door wind of stroming verkeerd. Dan leggen we de bocht in de lijn terug. Dit doen we door de hengel te heffen, waarna we het stuk lijn tussen de hengeltop en de dobber met een zwaai van de hengel in een stroomopwaartse richting terug te slaan. Het hangt vaak van de wind af of we dit bij iedere dril één of meermaals moeten doen.
Aanslaan  
Aanslaan doen we steeds met de bocht in de lijn mee. Dat wil zeggen als de lijn een bocht naar rechts maakt, dan sla je ook met de hengel naar rechts aan. Zo vermijden we de weerstand die anders zou ontstaan door de spanning van het water. Dit zowel voor stilstaand als stromend water. 
Aas en lokaas
Aas:
Zowat alle aassoorten die bij het vissen met de vaste stok gebruikt worden kan je gebruiken bij het matchvissen. Populair zijn echter casters en maden. Deze aassoorten zijn immers redelijk haakvast, zowel tijdens het werpen als tijdens het vissen. Toch mogen andere aassoorten zeker niet vergeten worden en dit niet alleen als maden of casters het niet doen. Zo zijn wormen vaak een goed alternatief en vers de vase hoe klein ook nog steeds een topaas.
Uitgebreidere info hierover vind je terug bij
"basistechnieken/aas en lokaas"
Lokaas:
De samenstelling van een lokaas voor matchvissen kan identiek zijn als dat voor de vaste stok. Ook dit vind je terug bij 
"basistechnieken/aas en lokaas" en een gedeelte bij "vistechnieken vaste stok".
Als we echter op grote afstand vissen dan moeten we  ons voer aanpassen aan die afstand. De voerballetjes moeten dan ook iets meer kleefkracht bezitten zodat we deze over een grote afstand kunnen werpen of met een katapult kunnen schieten. 
Voeren
Vissen we op korte afstand tot 15 meter dan kunnen we het voeren  identiek houden als bij het vissen met de vaste stok.
Beter is het echter om je voerstek op te bouwen. Deze methode komt van de Engelsen die bij het matchvissen grondvoer slechts gebruiken als hulpmiddel om maden, casters,  graan enz.  over grote afstand te kunnen werpen.
Wij zijn wat voer betreft iets anders dan de Engelsen, bij ons is het voer in de eerste plaats ook een basislokmiddel. Maar hun tactiek om met de regelmaat van de klok lokvoer en/of levendas naar de visplek te schieten is zeker bij matchvissen niet weg te denken.
Ikzelf begin steeds met een voerplek aan te leggen met kleine balletjes lokvoer, al dan niet met aas in verwerkt. De hoeveelheid die ik hiervoor gebruik is groter op stilstaand water dan op stromend.
Daarna begin ik met het vissen en schiet of werp om de 5 minuten op stilstaand water en bijna bij iedere drift op stromend water wat aas of lokaas.
Beperk hierbij de hoeveelheid. Vaak zijn 5-10 casters meer dan voldoende.  Bijt de vis goed, dan kan het noodzakelijk zijn om ook wat nieuw voer naar de voerplek te schieten/werpen of de hoeveelheid te vergroten. Maar alleen als de vis bijt, niet als je nog geen beet gezien hebt.
Je kan je voertje natuurlijk zelf samenstellen en er zijn genoeg voorbeelden van voer te vinden bij aas en lokaas op deze site, maar tegenwoordig zijn er ook tientallen goede voersamenstellingen te koop in iedere goed geassorteerde hengelsportzaak.
Maden, pinkies en vers de vase lenen zich niet zo goed om over grote afstand te schieten. Een klein voerballetje wriemelen ze  in geen tijd uit elkaar. Bij dit lokaas gebruik ik een kleefstof (te verkrijgen in de hengelsportzaak). Dit poeder meng ik met wat apart gehouden bevochtigd levend aas en dat bindt zich hiermee. Je kan er dan mooie balletjes van maken die terug oplossen in het water.
Er zijn reeds verschillende bindmiddelen op de markt, hou je daarbij aan de gebruiksaanwijzin. De balletjes hebben ook het voordeel/nadeel dat ze in tegenstelling tot los geschoten lokaas minder kleine vis lokken. Ze vallen immers niet aan het oppervlak uit elkaar maar op of boven de bodem.
Zoals je reeds kon merken is bij het voeren een hulpmiddel zoals een katapult of een of andere vorm van werp/blaaspijp  bijna onontbeerlijk. Een artikel hierover vind je bij de vaste stok/artikels.  

Recent zag ik een "waggler" waarvan de onderkant uit een voerkorfje voor maden bestond. Uit wat ik terug kon vinden op het internet is het gemaakt voor karpervissen. Ik kon er tot nu toe nog geen verkrijgen en hoewel afstanden werpen er waarschijnlijk niet mee gaat  lijkt het me toch een dobber die aandacht verdiend.
Ik denk daarbij in de eerste plaats voor het gericht vissen tegen rietkraagjes en waterplanten en dit in de eerste plaats op zeelt. Vooral omdat je hiermee de kantjes  kan afschuimen en je daarbij nooit ver hoeft te werpen.
De neerdwarrelende  maden rond het aas moeten hierbij onweerstaanbaar zijn.
Al valt de dobber zelf wel wat lomp uit en biedt hij waarschijnlijk te veel weerstand voor kleinere vissen. Een idee om even uit te proberen !
 
EXTRA'S
  • Bij niet verwisselbare antennes past men de kleur van de antenne aan met een watervaste viltstift. Hiervoor zijn er speciaal sneldrogende stiften te koop.  Verkrijgbaar in zwart, wit geel, oranje en rood.
  • Een andere manier om de antenne van kleur te veranderen is gebruik maken van een stukje siliconenrubber dat je over de antenne schuift.
  • Klem de dobber niet tussen de opsluitloodjes maar laat enkele millimeter speling zodat de pen nog wat kan schuiven. hierdoor heeft de pen de mogelijkheid om zich mooi in het verlengde van de draad te rechten. (fig)
  • Om het schuiven tegen te gaan, zeker bij zwaardere wagglers gebruiken we twee kleine loodhagels extra. Die voorkomen dat de opsluitloodjes verschuiven. (fig)
  • Het zwart maken van de draad met een viltstift maak de lijn op die plaats stroef. Als je dit doet voor je de opsluitloodjes plaatst dan voorkomt dit ook verschuiven.
  • Eventueel kunnen de opsluitloodjes zelfs vastgeklemd worden op een stukje siliconenslang. Het heeft naast niet verschuiven ook het voordeel dat het het uitstekend stukje siliconenslang als schokdemper dienst doet. Daarbij voorkomt het siliconenslangetje dat de knijploodjes de lijn beschadigen.
  • Plaats knijploodjes gebruikt als bulklood ook nooit volledig tegen elkaar dan is de kans groot dat ze elkaar opduwen en de lijn niet meer mooi recht doorhangt, maar laat steeds één millimeter speling.
 


Copyright © 2006 Noyelle Frans. Alle rechten voorbehouden.