|
Vistechnieken
- Kunstaas - Algemene regels
Klik op de afbeelding voor
een vergroting
|
Materiaal
|
Wie vanaf de kant
vist doet er goed aan niet te veel mee te sjouwen, alleen het hoogstnodige. In
een boot hoef je niet op een paar kilogram te kijken en is soms wel handig wat
extra's mee te hebben.
Laten we beginnen met de meest essentiële stukken gereedschap die een
kunstaasvisser nodig heeft. Een onthaaktang en een knip tang. Als onthaaktang
kies je het best een lange punt tang. Voor kleinere haken verkies ik dan weer
een arterieklem. Anderen kunnen dan weer goed overweg met een of andere vorm van
onthaakpistool. Het is maar net wat je zelf fijn vind.
Een kniptang is noodzakelijk voor diep gehaakte vissen die moeilijk los te
krijgen zijn. Als een snoek lastig gehaakt zit, knip je het best de punten van
de dreg door. Bezuinig hier niet op. Goede kniptangen hebben lange handgrepen en
een klein compact snijvlak in de bek van de tang. Hiermee kan je makkelijk in de
bek van een snoek of snoekbaars komen om de haken af te knippen.
Verder nog een klein schaartje om je lijn af te knippen en een sleeve tang voor
als we een stalen onderlijntje willen maken of een haak aan de slitring willen
vernieuwen,
is al wat we nodig hebben. |
onthaak mogelijkheden : arterieklem -
onthaakpistool - lange bektang
Kniptang en sleeve tang |
Je spullen vervoer
je natuurlijk in een tasje. Omdat we niet te veel mee willen nemen kies je een
tasje waarin je een plano doos kan stoppen, je tangen en een kleine
hoeveelheid eten en drinken. Meer niet. Je kan dan beter wat kunstaas in de auto
achter laten voor moest je dit toch eens willen gebruiken.
Of je kiest voor een schouder tas of een rugzak is geheel persoonlijk. Ik heb
het liefst een rugzakje omdat een schoudertas een belasting vormt op een
schouder en een rugzak verdeeld het over beide.
Kijk zeker ook eens naar de tassen die voor het Streetfishing gebruikt worden.
In die discipline hebben ze goed nagedacht over ergonomie.
Ons materiaal stoppen we in platte
dozen. In de winkel vind je tal van dozen om je spullen in te doen. Ook hier
weer, kies ze niet te groot. Je bent beperkt in wat je mee neemt en een te grote
bak maakt dat je ook te veel mee neemt. Als er tussen de 10 en 15 aasjes in
kunnen is dat meer dan genoeg. Het komt maar zelden voor dat je ze allemaal
nodig hebt. Beperk je tot een paar toppers en kunstaasjes die je wil uitproberen
en houd er eventueel een paar achter in de auto. |
|
|
Op snoek vissen we bijna altijd met een
leader tegen doorbijten van de lijn. Omdat veel van het kunstaas niet te groot
is, moet onze leader afgestemd worden op het kunstaas. Te zware onderlijnen
beïnvloeden de actie van ons kunstaas te veel. Daarom kies ik vaak voor
staaldraad, type sevenstrand of voor een titanium onderlijntje. De dikte 0,45 mm
vind ik het prettigst voor de kantvisserij.
Voor poldersloten neem ik ze vaak vrij kort, zo'n 15cm. Op groter water mag het
wat meer zijn.
Ik maak ook wel gebruik van lichte spinstangen. Dit meestal zoals de naam het zegt voor
gebruik met spinners. De zwaardere uitvoeringen zijn dan meer geschikt
voor jerk en swimbaits.
Verder natuurlijk nog wartels en speldjes. Met speldjes nr 2 en sleeves 1.4 kan
je perfecte staaldraadjes maken voor snoek. Het spreekt voor zich dat je wartels en
speldjes in balans moeten zijn met je staaldraad en je kunstaas.
Voor de hengelkeuze verwijs ik graag naar het aparte hoofdstuk
"kunstaas hengels"
Polder hengels, of dat nu voor een molen of een reel is, hoeven niet al te
zware gewichten weg te zetten. Pluggen, jerkbaits en shads tot een maximum van
15 cm en een gewicht van maximaal een gram of 50 is wat we meestal smijten.
Qua lengte vis ik daar het liefst met een niet al te lange hengel. Veel van de
visserij bestaat uit het in werpen en terug spinnen of binnen tikken van het
kunstaas. Een te lange hengel bemoeilijkt dit. Lange hengels zijn perfect om je
kunstaas ver en zuiver te werpen en met mooie glijvluchten binnen te vissen. Bij
de poldervisserij speelt dit minder. De worpen zijn korter en veelal vis je
kunstaas of met vinnige tikken binnen of je draait aan een stuk door.
Op andere plaatsen of zwaarder kunstaas en vanaf een boot zijn andere types dan
weer beter. Lees dan ook het apart hoofdstuk over hengels voor je een
uiteindelijke keuze maakt.
Een molen of een reel.
De manier van vissen maakt dat reels populair zijn bij fanatieke
kunstaasvissers.
Jerkbaiten bijvoorbeeld lukt gewoon beter met een reel. Een ronde of een
druppelreel maakt niet zo veel uit. Zwaar werk hoeft er niet verricht te worden.
Een ander sterk punt van een reel is dat je makkelijk ergens onder kan smijten
omdat je enkel handig werpt. Onder duikers, bruggen en in het water hangende
takken kan je beter werpen met een reel. Zeker als je met 1 hand kan werpen.
Kies een reel die bij je hengel past. De combinatie moet lekker in balans zijn.
Ligt het werpen met een reel je niet dan is er geen man over boord. Zelf vis ik
trouwens nog steeds het liefst met een werpmolen. Het jerken en binnen tikken
gaat er wat minder makkelijk mee, maar als je het gewend bent lukt dat ook
prima.
En verder kan ik er alles mee wat ook een reel kan met als grootste troef dat ik
er het meest vertrouwd mee ben.
Nylon of gevlochten lijn.
Voor het vissen met kunstaas is gevlochten lijn echt ideaal. Geen last van
kinken, veel sterker dus minder verlies van kunstaas bij vastzitten, minimale
rek dus je voelt de aanbeten veel beter en kunt de haak veel sneller zetten, ook
op grote afstand.
Breng voor je de lijn op de spoel plaatst eerst wat gewone draad op de lege
spoel, of doe zoals ik en plak de draad op de spoel vast met een wikkeling
plakband.
Zo vermijd je doorslippen van de gevlochten draad op de spoel, waarna je
machteloos staat omdat opspoelen gewoon niet meer lukt. Dit komt zonder deze
voorzorgsmaatregel veelvuldiger voor of men denkt !
Als je met kunstaasvissen begint, raad ik je aan om lijn met een dikte tussen de
0,17 tot 0,23 mm te gebruiken. Daar kun je zelfs probleemloos dikke metersnoeken
mee landen. Zelf heb ik goede ervaringen met de wat duurdere S-lijnen.
Ook zeer belangrijk is de juiste knopen te gebruiken als je met gevlochten lijn
vist.
Zie hiervoor
basistechnieken / knopen
Maar is nylon nu volledig achterhaalt ?
Zeker niet.
Vis ik op baarsachtigen dan prefereer ik nog steeds een nylon lijn. Gewoon omdat
ik hiermee doorgaans iets meer aanbeten krijg.
Ook als het wat moeilijker gaat probeer ik het vaak nog eens met nylon.
Verder gebruik ik ook bijna steeds een voorslag uit nylon/fluocarbon als ik met gevlochten
draad vis van +1.5 meter voor
dezelfde reden als hierboven.
|
Kleuren
|
Zelf merk ik wel verschil
in het aantal aanbeten op verschillend gekleurd kunstaas; zowel donkere als
licht gekleurde, met strepen of andere versiering. Nooit kon ik echter
vaststellen dat er een algemene regel was. Meestal verandert dit zelfs gedurende
enkele uren vissen. Dus zou ik zeggen probeer eerst een lichter kleur, daarna
een donker en experimenteer zo verder.
Vang je niets meer, probeer dan eens iets anders.
Als regel stelt men:
Bij zonnig weer en helder water, lichte kleuren,
Bij overtrokken donker weer, donkere kleuren,
Troebel water, vaak felle kleuren en zelfs fluo kleuren. |
Aanbeten
|
Beginnende kunstaasvissers denken vaak dat de aanbeet van een roofvis
altijd met een heftige ruk op de hengeltop gepaard gaat. Vergeet dit maar
snel. Natuurlijk komt dit geregeld voor, maar er zijn ook momenten
waarbij het lijkt dat je kunstaas wat vuil van de bodem oppikt of gewoon
tegengehouden wordt, net of je ergens vastloopt. Soms is het zelfs
alleen de lijn die plots slap valt of de actie van het kunstaas die wegvalt. Dit komt vaak van een vis die het aas langs achter aanviel en nu met het
kunstaas in zijn bek nog een eindje doorzwemt. Vaak voel je dan pas na
seconden plots weerstand of helemaal niets als je niet aanslaat en de vis
zijn vergissing bemerkte. |
Aanslaan
|
Wat voor aanbeet het ook is, zet bij iedere twijfel de haak. Dat
betekent niet dat je uit alle kracht de hengel naar achteren zwiept. Een
kleine vis vliegt op die manier uit het water en bij een groter exemplaar
sta je gegarandeerd met een overgetrokken lijn. Je moet in feite
met een soort ingehouden kracht de haak zetten, waarbij de lijn en de
hengel onder spanning komt te staan. En dat moet je dan zo houden tot je
de vis landt. Het lijkt gemakkelijk, maar dat is het heus niet. Als je
na tientallen worpen zoals steeds verrast wordt door de aanbeet, krijg je
zowaar een flinke adrenaline opstoot en dan zijn fouten in de
daaropvolgende momenten meer regel dan uitzondering. Ook bij mij. |
Waar
werpend vissen:
|
-
Normaal vissen we een water steeds in waaiervorm af,
te beginnen met worpen parallel met de oever, en daarna steeds meer naar het
open water toe.
-
Veelbelovende plaatsen zijn onder en tegen overhangende bomen langs het water.
Obstakels die in het water staan of liggen, brugpeilers, samenkomende waterwegen
of een inkomende beek of gracht, boven of aan de voet van stenen hellingen of
oeververstevigingen, langs waterplanten, in kleine inhammen, rustiger water in
de rivier, uitgeholde oevers, onderwater liggende hellingen en obstakels, diepe
troggen en hun zijkanten. Kortom, bijna overal zijn er wel veelbelovende stekken
te vinden, alleen aan jouw om de aanwezige roofvis tot toehappen te verleiden.
-
Kom ik op een plaats met een stek als hierboven, dan vis ik deze vaak als
eerste en als laatste af. Neemt de vis niet op de eerste worpen, dan vaak op de
laatste. Als reden hiervoor is dat hij hoewel eerst niet geïnteresseerd, vaak
later geïrriteerd wordt door het steeds weer terugkomend onding in zijn
territorium.
|
Slepend vissen met kunstaas:
|
Trollen, zeg maar
slepen van kunstaas achter de boot, is
een manier van vissen die ik niet echt in mijn hart draag. Ik doe het wel, maar dan meer uit noodzaak, of omdat het de enige effectieve manier is
om een bepaald water te bevissen. Kan het evengoed werpend, dan kies ik
steevast voor werpend vissen. Maar alhoewel ik trollen een luie en
passieve manier van vissen vind, het is wel vaak een effectieve manier.
Onderstaande bevindingen zijn deze voor onze inlandse roofvissen en hun
buitenlandse neefjes. Voor buitenlandse en exotische rovers en
zeevissen gelden andere regels.
Basisregels
Slepen is in de regel een samenspel tussen twee sportvissers met in de meeste
gevallen vier hengels. Het kan ook op je eentje maar beperk dan wel het aantal
hengels tot twee. Twee hengels per persoon dus, waarbij een hengel in de steun
geplaatst is en de ander in de hand ligt. Daarbij moet je een koers aanhouden
die optimaal is voor het te bevissen water, al dan niet gebruikmakend van een
dieptemeter. Dus eigenlijk meer dan genoeg werk en nog zo gezellig met zijn
tweetjes.
De trolsnelheid
Start je met trollend vissen, dan denk je in het begin dat
je te snel vaart. Het is echter het tegendeel, je trolt niet gauw te snel,
eerder te langzaam.
In de zomer vrij snel, in de winter wat langzamer. Met vrij snel bedoel ik een
pittige loopsnelheid, dat is ongeveer een vijf kilometer per uur. Als u een
visboot hebt met een normaal motorvermogen, dan is dat in de zomer iets meer dan
stationair en in de winter het stationaire toerental.
De afstand van de plug tot de boot
De afstand waarop het kunstaas achter de boot getrokken wordt is een
andere vraag die ik geregeld krijg. Vroeger viste ik op betrekkelijk
grote afstand achter de boot, omdat ik altijd de vis zo min mogelijk wil
storen. Mettertijd is echter gebleken dat hoe korter de afstand, hoe beter
je het kunstaas onder controle houd. Nu hou ik nog steeds een gemiddelde
aan tussen de 10/15 meter op groot water en max 10 meter op ondiep
water. Toch merkte ik reeds op dat sommige ervaren trollende
vissers, hun aas slepen op minder dan 5 meter achter de boot. In Ierland
zag ik zelfs een duo trollend vissen met levend aas op nog geen 2 meter
naast de boot. Wel met een kleine boot met elektromotor. Ze vingen zelfs
meer snoeken dan wij. En onlangs las ik nog een artikel van een bekend en
gerenommeerd visser en schrijver die zweert bij 2 meter en er zelf zijn
reputatie veil voor heeft. In de
toekomst zal ik dit dan ook eens in praktijk uittesten, maar voorlopig hou
ik het bij de normale afstand.
Systematisch slepen met vier hengels:
Het kunstaas van de afgesteunde hengels loopt aan de buitenkant, ver achter de
boot. Met de handhengel vissen we dichter naast en achter of soms onder de boot. Het gemakkelijkst is als handhengel een korte hengel te nemen. Hiermee vissen
we ook tijdens het slepen wat actiever waardoor we het kunstaas wat extra tot
leven wekken. Gewoonlijk betekent dat ook meer vis.
|
|
Slepen op snoek en snoekbaars
Voor snoek slepen we het kunstaas aan de afgesteunde hengels op 10m afstand en
twee meter diepte. Met de handhengel kunnen we onder de boot of tot een afstand
van 10m achter de boot vissen. Hiermee vissen we ook iets dieper, van -4m tot tegen de bodem.
Voor snoekbaars vissen we het kunstaas op dezelfde afstand als hierboven,
alleen wordt nu alle kunstaas net boven de bodem aangeboden. Vaak vist men
hierbij op de verticale wijze met de handhengel. Om zeker te zijn dat het aas
vlak tegen de bodem gevist wordt, leg je het kunstaas met licht gespannen lijn
uit tot je op een moment het kunstaas tegen de bodem voelt tikken, als je nu
een tweetal meter terug neemt, vis je hier mooi boven. Kom je onverwachts in
ondiep water, hef de hengel dan hoger tot je weer op de juiste diepte zit. Een
metertje lijn bijgeven laat de plug daarentegen dieper lopen. |
|
In de praktijk
U legt uw kunstaas, ik ga uit van pluggen, naast de boot in het water, zet molen
of reel in de vrijloop en zodra het kunstaas een acht tot tien meter achter uw
boot ligt, begint u te slepen. U kunt in dit geval niet zonder een visvinder.
Daarop kunt u zien hoeveel water er onder de boot staat en hoe het bodemprofiel
er uit ziet. Oneffenheden in de bodem, bedden fonteinkruid, het schuin aflopend
talud, zijn de meest kansrijke stekken.
Nu loopt u direct tegen een probleem aan, want hoe weet nu hoe diep uw plug
loopt? Dat test u best zelf uit en wel als volgt; stel dat uw visvinder vertelt
dat er drie meter water onder de boot staat. Nu neemt u b.v. uw Rapala Jointed
van 13 cm en viert hem tien meter achter de boot uit. De plug zal de bodem niet
raken, dus stuurt u langzaam naar ondieper water, bij 2.50 m. zal uw plug nu de
bodem raken. Op 10 m. achter de boot loopt de plug dus twee en een halve meter
diep. Bij vijf meter achter de boot loopt hij een stuk hoger, namelijk 1.20 tot
1.50 m. De dikte van uw lijn beïnvloed dit testgebeuren. Hoe dikker de lijn hoe
hoger de plug, hoe dunner de lijn en onderlijn, hoe dieper uw kunstaas zal
lopen. Die lijndikte heeft meer invloed dan u denkt. Bij het slepend vissen
achter de boot kunnen we de plug mooi op een zelfde diepte houden. Door de
hengel omhoog te steken, laten we het kunstaas iets hoger lopen, door de hengel
te laten zakken, loopt het aas weer dieper. Door het kunstaas dicht naar de boot
of juister verder weg te laten lopen kunnen we eveneens de diepte beïnvloeden.
|
|