Home   Email  

 

Vissen op...
Snoekbaars
Snoek
Zeelt
Karper
Brasem
Baars
Barbeel
Paling/Aal
Roofblei
Meerval
Vijverforel
Voorn
Droomvissen

 

 

Vissen op Voorn
Vistechniek 
 
Klik op de afbeelding voor een vergroting  

Algemeen Vistechniek Publicaties
 

Blankvoorn is een schoolvoorbeeld van vergane glorie. Eens was hij de belangrijkste sportvis uit onze wateren. Tot de mens, weer eens, ingreep en massaal begon met het uitzetten van tonnen en nog eens tonnen grote en kleine brasem. Men werd plots verliefd op grote brasems. Deze zette men uit omdat brasem heel wat goedkoper was dan blankvoorn en omdat brasem ook flink doorweegt bij de wedstrijdvisser.
En zo verloor de blankvoorn zijn titel van meest geliefde sportvis.
Toch is en blijft hij nog steeds de moeite van het vangen waard.
Want zeg nu zelf, is het niet leuk om in drietal uurtjes enkele tientallen en meer vissen te vangen die daarbij nog flink te keer gaan aan een lichte hengelmontage.
Beter dan uren naar een niet bewegende waker te kijken.
Daarbij is het de vissoort die in de winter en het voorjaar vaak als enige nog massaal te vangen is, en daarom alleen reeds niet onbelangrijk.  
Wat je moet weten.
Voorn is in de eerste plaats een scholenvis. Vang je er eentje dan mag je er 100% zeker van zijn dat er meerdere op je lokaas aanwezig zijn.
Voorn is trouwens typisch een vis die zich niet steeds op dezelfde plaats in een viswater ophoudt, hij zwemt zowat in alle waterlagen.
Naar de winter toe verzamelen de blankvoorns in grote scholen ergens in rustig,
vrij diep water, bijvoorbeeld in haventjes, maar ook op diepere plaatsen in kanalen.
In het koude seizoen is daar dan vaak een massa voorn te vangen, en meestal zijn dat niet de kleinste exemplaren.
Deze plaatsen zijn bij de plaatselijke vissers gekend en in deze periode vaak een steeds terugkerende drukke hotspot. (even informeren kan dus nooit geen kwaad)
Met de zon en het opwarmen van de gemiddelde dagelijkse temperatuur verspreiden de voorns zich in kleinere groepen over het water. En hoewel je ze dan zowat overal kan vangen (wat steeds kan) is het toch wat zoeken om juist die plaatsen te vinden waar je net iets meer kans maakt op aantallen.
Zoek daarbij naar diepteverschillen omdat dit doorgaans plekken zijn waar witvis zich verzamelt. Peil je stek zorgvuldig uit op alle afstanden, dus van vlak onder de oever tot de maximale hengellengte. Altijd is er wel een richel te vinden en zelfs vaak twee.
Liggen deze richels enkele meter uit elkaar dan kan het erg lucratief zijn om zelfs twee voerplekken aan te maken zodat je indien nodig van stek kan wisselen als om de een of andere reden de vis een bepaalde voorkeur geeft. Het kan ook zijn dat de aanbeten minderen op stek één, omdat de school teveel verstoord is door het steeds weg vangen van vis, of gewoon omdat de school zich verplaatst en dan heb je dus nog steeds een tweede mogelijkheid. 

Meestal start je bij het vissen op voorn om en nabij of juist op de bodem.
In de wintermaanden is juist tegen de bodem waarbij het aas hier geregeld tegenaan tikt ook meestal de aangewezen diepte. In de zomer gebeurt het echter vaker dat ik enkele cm tot 10cm boven de bodem start. Zeker na het juist inwerpen van het lokaas.
Maar juist in deze warme periodes gebeurd het vaker dat de voorns zich op een bepaalde diepte ophouden, dan is het vaak een kwestie van zoeken.
Tast de waterlagen net zolang af tot je de school gevonden hebt.

Met het geregeld bijvoeren van lokaas gebeurd het ook vaak dat de vissen het ingeworpen lokaas tegemoet zwemmen en daardoor hoger gaan azen.
Dus hou hier ook rekening mee en pas je diepte daarop aan.
Vaak zie je dit omdat het aas reeds genomen wordt en de dobber wegtrekt nog voor deze zich goed en wel kan oprichten.
Dit fenomeen komt echter meer voor als je in de zomer niet ver uit de kant vist op aantallen. (zie artikels)
 
De vistechnieken
In de eerste plaats gebeurd vissen op voorn met de vaste hengel
en een topelastiek voor de veiligheid, je weet immers nooit of een mooie brasem of karpertje ook geïnteresseerd is in je aas.
Voor montages,
zie hiervoor vistechnieken/vaste stok. 
Voorn is geen echt grote vis en heeft het meeste sport aan een lichte montage.
Het hoeft niet gezegd dat je hiermee ook het beste resultaat behaal !
Het goed uitloden van de dobber is van het grootste belang, zeker in de koudere periodes omdat de vis dan voorzichtig aast.
Je doet dit door in de eerste plaats voor een lichte dobber te kiezen en deze dan zo secuur mogelijk uit te loden. Dit betekent dat de antenne maar enkele millimeters boven het water uitsteekt.
De bovenkant van de antenne plakt nu als ware aan het water.
De lijndikte pas je aan de omstandigheden aan. In de winter net wat dunner dan wanneer de vis goed aast.
Gebruik je in de zomer onderlijnen van 8/00 tot 10/00, dan pak je nu lijntjes van 6/00 tot 8/00. In de zomer mag het iets zwaarder omdat de vissen door de warmte wat actiever zijn, maar ook dan vis je zelden zwaarder dan 10/00 lijn.

Wel moet je dan het elastiek aanpassen, ook deze kies je een klasse lichter zodat de lijn niet breekt. Een diameter van 0,8 millimeter sluit hier perfect op aan.
Het is immers niet de verwachting dat je elke inworp beet krijgt, dus elke vis die je haakt, wil je ook daadwerkelijk vangen.
Neem verder een niet te grote haak: nummer 20 of 18 is ideaal omdat deze perfect in een caster past. Alleen bij grote voorn en groter aas kan een haak 14 of 16 nog wel.

 
Het kan ook met de match of feeder, maar dan natuurlijk gerichter op grote voorns.
Om herhaling te voorkomen verwijs ik hiervoor naar "vistechnieken "
waar je alles kan vinden voor het vissen met de vaste stok, match of feeder.
Zowel de basis als montages.
Indien nodig pas je gewoon de zwaarte van de montages aan voor voorn.
 

Met de vaste stok, matchvissen en feedervissen
Zie hoofdstuk: "vistechnieken"

 
 
Aas
Tijdens hun zoektochten naar voedsel zijn de voorns niet al te selectief, je kunt ze bijna als alleseters omschrijven.
Vleesmaden en/of muggenlarve ("vers de vase") zijn de aassoorten voor blankvoorn. Grote rode muggenlarve samen met kleine "vers de vase" in het lokvoer wordt zelden overtroffen voor de vangst van blankvoorn. Het enige nadeel is dat men er vaak de kleinere voorns mee vangt, samen met baarsjes en alvertjes.
Een flinke vleesmade vangt eveneens erg goed. Dan weer kan een vleesmade samen met een rode muggenlarve een succes zijn. Vaak werken één of twee kleinere maden op de haak beter dan grote maden.
Casters zijn ook vrij goed. Soms kan een caster (verpopte made) uitkomst bieden als je iets selectiever op grotere voorn wil vissen. 
Kortom, zoeken welk aas de vis die dag graag lust.
Kempzaad, hoe klein en onschuldig het ook oogt, is voor specialisten op voorn het aas bij uitstek, en een van die aassoorten waarmee je selectief op vaak grote voorn kan vissen. (zie artikels)
Andere aassoorten die ook geschikt zijn, maar in mindere mate toegepast worden zijn: deeg, maïs of granen, aardappel en mestpiertjes. 
Lokaas
Als er al een viswijze is waarbij voeren van het grootste belang is voor een geslaagde vissessie, dan is het bij het vissen met de vaste hengel op voorn.
Meestal vissen we slechts enkele uren en in die tijd willen we ook zo veel mogelijk vis vangen. Om die reden moet de vis zo vlug mogelijk naar onze stek gelokt worden en daar ook zo lang mogelijk blijven.
Vissen we gericht op grote vis of bij  langere vissessies, dan kunnen we een samenstelling nemen die langzamer maar langer werkt.
Algemeen kan je stellen dat het lokvoer niet te voedzaam en zeker niet te grof mag zijn. Verwerk er ook niet teveel aas in. Bijvoeren kan altijd en wat er eenmaal in ligt krijg je er nooit meer uit!
In de warme periodes werp ik doorgaans bij de start op grote afstand 10 tot 15 ballen en op de kant 6 kleine balletjes beide met een handvol aas in verwerkt.
In de winter moet het een stuk minder, de vis eet nu eenmaal minder in die periode.
De helft is dan zeker meer dan genoeg.
Verwerk er dan ook niet teveel aas in, een tiental maden, caster of een cupje vers de vase en wat hennep is dan meer genoeg.
De kleur van het lokaas kan ook belangrijk zijn. Zo merkte ik dat in de zomer en zeker op kleine vis in de oeverzone, lichter aas vaak vlugger resultaat geeft.
In de winter is het water vaak een stuk helderder en donker voer is dan beter omdat de vis zich veiliger voelt boven een donkere dan boven een lichte voerplek.
Het is ook van cruciaal belang om de vis actief te houden, zeker in de winter door een regelmatige stroom aas op de stek te creëren. Niet veel, maar wel heel regelmatig.
De frequentie van het voeren is belangrijker dan de hoeveelheid. Je houdt de vis zo actief zonder ze te overvoeren. Elke 2/4 minuten 6/10 casters is veel beter dan om het kwartier 30 casters op de stek te plempen.
Vallen de beten weg, probeer dan eens buiten je voerplek te vissen. Een meter achter of naast het voer levert dan vaak succes op omdat daar de wat schuwere en minder actieve vissen rond hangen.
Nu komt ook het voordeel van twee voerplekken aan de orde. Je kunt nu wisselen als de beten wegvallen. Vaak vang je weer vis als je de stek even met rust hebt gelaten. Als je geen beet meer krijgt op 5 meter dan kun je daar een balletje voer cuppen en ondertussen even de verre stek bevissen. Zo creëer je rust en kun je het later weer proberen op de korte stek. Door regelmatig van stek en aas te wisselen blijven de aanbeten aanhouden.

Veel meer nog over voer en voeren kan je terugvinden bij aas en lokaas en bij vistechnieken vaste stok.


Enkele voorn lokazen van sensas (klik hier voor het volledig assortiment)
 

Algemeen Vistechniek Publicaties
 

 

Copyright © 2006 Noyelle Frans. Alle rechten voorbehouden.