Hou er rekening mee dat onderstaande slechts een
richtlijn is en volgens plaats en tijd enorm kan verschillen.
Proefondervindelijk constateren is de enige oplossing.
|
Waar & Wanneer |
Lokaliseren:
Het lokaliseren van forellen op een vijver is vaak moeilijk, zeker als
het een voor u onbekende vijver is. En alhoewel de forellen zowat over
gans de vijver verspreid voorkomen is het bijna op alle vijvers zo dat
ze op bepaalde plaatsen vaker vertoeven dan op andere.
Vijverforellen houden zich vaak op in kleine scholen en waar je er
eentje vangt volgen er meestal meer.
Even de vijver rondwandelen en je ogen de kost geven kan reeds helpen.
Als de forellen hoog in het water zitten zie je geregeld wel ergens
forel door het oppervlak klieven en waar je ze ziet zitten ze ook !
Wat informatie vragen aan de uitbater en aan vissers die hier geregeld
komen levert je meestal ook enkele nuttige tips op.
Op plaatsen waar de wind op staat of in de omgeving van de beluchter is
er vaak meer zuurstof in het water en dat zijn plaatsen waar forellen zich
graag ophouden.
De temperatuur:
Ook de temperatuur speelt een rol.
De ideale watertemperatuur ligt zo tussen de 15 en 18 °c.
Is het oppervlakte water koud zoals in de winter dan zal de forel naar
de diepte gaan waar het iets warmer is. Op vijvers tot 3 meter diep is
dit dan meestal vlak bij de bodem. Op diepere vijvers (wat bij ons niet
zo vaak voorkomt) zit de forel dan vaak ergens tussenin en dan is het
moeilijk de juiste diepte te lokaliseren.
Vanaf april, zowat het officiële begin van het vijverforel seizoen is
het water meestal warm genoeg en gaat de forel actief jagen in zowat
alle waterlagen, ook in het oppervlak.
In de zomer wordt het oppervlakte water steeds warmer en als het te warm
wordt gaat de forel op zoek naar koeler en zuurstofrijker water.
Dan is het zelfs zo dat dit in de verschillende dagdelen kan wijzigen.
In de ochtenduren is het oppervlakte water immers nog niet opgewarmd
door de zon en zitten ze vaak nog bovenin. Later op de dag met het
opkomen van de zon zakken ze dan weer naar de diepte om in de avond
terug naar boven te komen.
In de herfst is de watertemperatuur nagenoeg overal gelijk en zelfs de
lucht temperatuur schommelt niet zo veel meer. In die periode zitten de
forellen meestal het meest verspreid over zowat alle waterlagen.
Seizoenen:
De seizoenen gaan eigenlijk samen met de temperatuur maar welke
verschillen zijn er nog meer en wat is nu het beste seizoen.
Het voorjaar:
Een van de beste periodes voor vijverforel, zeker omdat we zelf vaak
na een koude winter staan te popelen om te gaan vissen.
Een nadeel is soms de vaak hoge waterstand en troebel water van
regenbuien en invloeiend modderwater.
De zomer:
Zeker het begin van de zomer als de temperaturen beginnen op te lopen is
de forel actiever dan anders.
In het midden van de zomer en op de heetste dagen worden de forellen
door het gebrek aan zuurstof echter passiever. Een goede vijverbeluchter
kan dit echter vermijden en vaak vang je gedurende die tijd de
meeste forellen in de omtrek van die beluchter.
De herfst:
Ook een van de betere periodes en vaak is het in die tijd een stuk
minder druk rond de vijver waardoor je meer ruimte hebt. In deze
periode zit de forel ook beter verspreid maar omdat het kalmer is kan je
ze beter zoeken.
De winter:
De moeilijkste tijd. De vissen zijn vaak zo passief dat het moeilijk is
er eentje te vangen. Sommige forelvijvers gaan dan ook volledig dicht
tijdens de winter.
Een uitzondering is dan weer op die vijvers waar ze op sommige dagen
ijsvissen toestaan. Ijsvissen op
forel kan heel productief zijn en voor veel mensen is het vissen door een gat
in het ijs een andere en leuke manier van forelvissen. Je moet dan uiteraard wel
goed gekleed zijn!
De barometerstand:
Ook deze heeft een sterke invloed op de vissen. Zo is het een feit dat
een wisselende barometerstand geen enkele vissoort aanzet tot eten.
Lage luchtdruk is nooit echt goed.
Een wisselende barometerstand is bijna steeds slecht.
Een hoge barometerstand is het best.
Een langere periode met een hoge of zelfs lage barometerstand is
altijd wel goed.
|
Hoe ? |
Uitgangspunt moet altijd zijn dat je zo licht
mogelijk vis en zo natuurlijk mogelijk je aas aanbied rekening houdend met de
grote van de te verwachten vissen.
Hengel, Loodgewicht, lijndikte en haakmaat pas je aan naargelang de grote van
de vissen, de afstand en de diepte waarop je vist.
Zoals je hierboven kon lezen speelt de periode ook een rol, is de forel actief
of eerder passief, zitten ze hoog in het water, tegen de bodem of ergens
tussenin.
Onderstaand wat basisinformatie die globaal van toepassing maar zeker niet
zaligmakend is, het blijft immers vissen.
Dus aan u om een achteraf een viswijze en passende montage (of meerdere) te
kiezen die u het best ligt en waarmee je ook vangt. |
Dobbervissen:
90% van de vijverforelvissers maakt gebruik van een dobber om het aas op die
plaats en diepte te vissen waar de forellen geacht worden zich op te houden.
En het is toch noch altijd een van de leukste manieren om de aanbeet te zien en
te volgen.
Statisch vissen met de dobber:
Aan forelvijvers zie je dit meest toegepast door beginnende forelvissers en je
vangt er ook wel mee maar het is niet een van de beste manieren om op forel te
vissen, toch kan het in sommige gevallen beter zijn dan actief vissen.
Het aas stilliggend vissen is hoofdzakelijk favoriet als forellen niet echt azen
zoals op warme zomerdagen of in de winter.
Ook is het de manier waarbij je een ultra lichte montage kan gebruiken met dito
dobber, zeker als je niet ver uit de oever vist.
Je kan zelfs als je statisch vist ook het aas actief laten bewegen door met
hengeltop bewegingen de dobber en het aas op en neer te bewegen en toch
terplaatse te blijven liggen. Hiervoor zijn zelfs speciale montages bedacht.
Slepend vissen met de dobber:
De meest toegepaste en meestal effectiefste manier omdat forel van nature een
roofvis is die jaagt op bewegend aas.
Je hebt de keuze uit verschillende soorten dobbers en vaak vraagt een bepaalde
dobber een eigen techniek. Deze worden dan vermeld bij de montage voorbeelden.
Er zijn verschillende manieren van slepend vissen en afhankelijk van de periode
is de ene manier beter of de andere. |
- Uitwerpen en in een rechte lijn terug binnenvissen.
Vlug of traag.
Een techniek voor als de forel goed op beet is.
- Uitwerpen wat laten liggen, een eindje binnenvissen, weer wat laten liggen. Dit herhalen tot de lijn terug bij de oever is.
- De dobber en het aas laten bewegen met kleine
schokjes doormiddel van de hengeltop
(tremarella techniek)
Dit kan zowel tijdens het slepen of stilliggend.
|
Vissen
zonder dobber:
Ook zonder dobber kan je zowel statisch als slepend vissen
Statisch zonder dobber:
Deze techniek wordt het meest gebruikt in de koudere maanden en wanneer de
forellen strak tegen de bodem liggen.
Slepend zonder dobber:
Is in principe gelijkaardig aan het slepend vissen met een dobber, alleen vis
je nu op gevoel.
Met een sleepmontage kan je afhankelijk van de montage zowel strak tegen de bodem
en in alle waterlagen vissen.
Het slepen zelf kan je op dezelfde wijze doen als met een dobber, alleen zakt
het aas dan wel langzaam naar de bodem indien je lang wacht tussen het slepen
in.
|
|
De aanbeet en het aanslaan |
Veel beginnende vissers, maar ook ervaren
vissers die voor het eerst op vijverforel gaan vissen hebben hier vaak
moeite mee en missen de ene beet na de andere. Daarom even wat meer
uitleg hierover. |
- Bij het vissen met een dobber passief of wanneer
tijdens het slepend in de tussenpozen de dobber stil ligt zie je
de aanbeet doormiddel van de dobber. Sla niet onmiddellijk aan. Vaak
sabbelt de vis aan het aas. De dobber gaat hierbij onder en komt weer
boven. Pas als de beet zich doorzet, de dobber onderblijft en de lijn
strak loopt sla je aan. Als de vis goed op beet is gebeurd het echter
dat de dobber zonder waarschuwing ondergaat en de lijn strakloopt. Ook
in dat geval wacht je tot de lijn volledig strakgelopen is voor je
aanslaat.
Gaat het straklopen van de lijn uiterst langzaam, dan zoek je eerst
contact met de vis door de lijn zachtjes binnen te draaien en je slaat
pas aan als je de vis voelt.
- Tijdens het slepend vissen met of zonder dobber
kunnen de aanbeten zeer fel zijn maar evengoed slechts voelbaar alsof
het binnendraaien slechts even afgeremd wordt.
In beide gevallen stop je onmiddellijk met binnenhalen en vervolgens
wacht je even. Meestal zie je daarna de lijn straklopen en ook hier zoek je
dan eerst weer contact met de vis voor je aanslaat.
Als dit dicht bij de oever gebeurd kan het nodig zijn om even wat lijn
toe te geven. Maar doe dit alleen in dit geval omdat er dan te weinig
lijn uitstaat en de vis hierdoor onmiddellijk op de hengeltop zou
trekken.
- Bij bijna alle aanbeten moet je de vis even de tijd
geven om het aas te verwerken, steeds wachten tot de lijn strakloopt of
contact zoeken met de vis en pas als je deze voelt, aanslaan.
- Uitzondering hierop is zeer klein aas zoals viseitjes
waarbij bij de minste aanbeet aangeslagen wordt.
- Vis je passief op de bodem, dan kan je de lijn ook
tussen een klemmetje plaatsen. Pas als de lijn uit het klemmetje
getrokken wordt en ook nu weer strakloopt, aanslaan.
|
Algemene tips |
-
Zit je op groot water en moet je worpen
maken van 20/30 meter en meer dan moet de uitrusting en het lood wel
zwaarder zijn om die afstanden te halen. Een langere werphengel is dan
ook beter geschikt of zelfs een zwaardere math hengel met een
stugge actie.
Moet je minder dan 10 meter ver werpen dan kan je ultra licht
vissen met een kortere werphengel en werpgewichten van 2 tot 5 gram.
- Blijf niet de hele tijd op dezelfde plek aan de
vijver staan maar ga actief op zoek naar de forellen als de beet
uitblijft. Forellen verplaatsen zich geregeld en alleen zo kan je ze
terug vinden.
- Probeer verschillende dieptes uit. De forellen kunnen
zo wel op de bodem, aan het oppervlak of ergens tussenin zitten en
dat kan van uur tot uur verschillen.
- Doe geregeld vers aas aan de haak, ook als je nog
geen beet kreeg.
- Probeer eens een andere aassoort, zo merk je aan
welk aas ze de voorkeur geven op dat moment.
- Draai eens iets sneller of trager binnen of stop eens
tussendoor en laat je aas zo naar beneden dwarrelen. Of beweeg je aas
eens met kleine schokjes dat doen ze ook met Tremella-vissen en zo ben
je meteen ook eens heel modern aan het vissen !
- Zie je ergens iemand goed vangen, neem dan een
kijkje. Daar kan je altijd van leren. Gewoon even wat praten en vragen
stellen kan natuurlijk ook.
- Heb je het geluk een school forellen in de omgeving
te hebben, werp er dan niet middenin maar er overheen en sleep daarna
terug. Dit om de forellen zo weinig mogelijk te verstoren.
- Slankere dobbers hebben steeds de voorkeur als je
forellen de minste weerstand wil geven tijdens de aanbeet. (maar er zijn
uitzonderingen)
- Bij sterke wind of wanneer je ver moet werpen is een
buldo een goede keuze.
Ook voor het driftend vissen waarbij dobber en aas vrij door de wind
worden meegevoerd is de buldo goed geschikt. In combinatie met een lange
onderlijn zonder verdere verzwaring kan je met een buldo het aas vrij
natuurlijk aanbieden.
Enig nadeel is natuurlijk dat hij meer weerstand geeft tijdens een
aanbeet. Maar door hem voldoende te verzwaren met water los je dat
grotendeels op.
Ps: enkele loodhagels in een buldo zorgen voor extra lawaai.
- Heeft een forel tijdens het slepen aangebeten maar
onmiddellijk terug losgelaten draai dan niet door, vaak pakt de forel
het aas voor een tweede keer.
- Echt slepend vissen gaat beter met een kortere hengel
dan met een lange 4 meter stok zoals vaak gebruikt bij de tremarella
techniek.
|
|