Home   Email  

 

 

Vissen op...
Snoekbaars
Snoek
Zeelt
Karper
Brasem
Baars
Barbeel
Paling/Aal
Roofblei
Meerval
Vijverforel
Voorn
Droomvissen

 

 

Vissen op  Brasem 
 Algemeen 
 
Klik op de afbeelding voor een vergroting  

    Algemeen  Techniek  Aas - lokaas  Artikels

Brasem/Abramis brama
 

 
Brasem is een van de meest belaagde vissoorten bij wedstrijden met zowel vaste stok als werphengel.
Niet in het minst voor het gewicht maar ook omdat ze relatief gemakkelijk te vangen zijn aan licht materiaal. Daarbij komen ze bijna overal in Europa algemeen voor (zie kaart). 
In sommige privaat vijvers worden ze vaak ieder jaar massaal uitgezet, soms tweemaal per jaar.
Hier zijn ze dan ook vaak de enige vissoort waarmee je kan schoren op een wedstrijd.
Maar niet iedereen apprecieert deze vissoort als dusdanig. Sommigen vinden het zelfs een ronduit slijmerige vis. Karpervissers ervaren brasem vaak als ongewilde bijvangst. Daarbij is brasem vaak moeilijker te vangen als we zouden willen.
Maar aan licht materiaal is het heus een echte krachtpatser die ik volluit weet te waarderen. 

Max lengte/gewicht:
 
100cm/+10kg 
Brasems van 50cm zijn reeds behoorlijk en alles daarboven groot.
Leefgebied/gedrag:
Heeft de voorkeur aan grote voedselrijke meren, vijvers en kanalen. Liefst in stilstaand tot licht stromend water, maar ook in langzaam stromende rivieren. Het is een zoetwatervis maar hij kan tegen een zeker zoutgehalte waardoor hij ook voorkomt in riviermondingen en in enkele kustgebieden van de Oostzee.
Bij watertemperaturen van 15 tot 25°c gedijt hij het best.
Het grootste gedeelte van zijn leven brengt de brasem in schoolverband door, dicht tegen de liefst zachte bodem.
De brasem trekt naar bepaalde delen van zijn leefgebied tijdens de paaiperiode of naar diepere gedeelten tijdens de winter.
Eetgewoonten:
Als typische bodemvis neemt de brasem zijn voedsel grotendeels van de bodem op. Met zijn uitstulpbare bek zuigt hij zand en modder op en spuwt de niet eetbare deeltjes via bek en kieuwen weer uit. Foeragerende brasem neemt hierbij een karakteristieke houding aan. Hij staat hierbij met zijn kop schuin naar beneden gericht, tot vaak bijna rechtop. Na het doorwoelen van de bodem blijven er vaak ronde kuiltjes in de bodem achter.
Alle kleine levende organismen staan op zijn menu. Muggenlarven en tubifex schoren daarbij het hoogst. 
Aasgedrag:   
De brasem neemt het gehele jaar voedsel op. Hun eetgewoonte veranderd echter met het seizoen, het weer en de temperatuur. 
De beste vangstperiode begint zo ongeveer half juli vlak na de paaitijd waardoor de vissen vaak uitgehongerd zijn omdat ze tijdens die periode vaak niet de tijd nemen om te azen.
Brasem blijft daarna goed vangbaar tot de eerste winterkoude, eind september tot vaak halfweg oktober bij warm weer.
Ook in die eindperiode valt vaak een eetorgie te bespeuren. De brasem slaat dan genoeg voedsel op als reserve voor de komende winter. 
In de winter houd de brasem zich in rustige diep, warm water op.
De voedselopname is dan beperkt, maar ook dan zijn ze te vangen.
Op zonnige winterdagen is met klein aas en weinig voer vaak nog menig brasem te verschalken. Zo ken ik een plaats waar de brasem iedere winter weer terug te vinden is en waar ik menig leuk visuur beleefde. 
Maar brasem is en blijft het actiefst bij warm zomer weer.
Warm water bevorderd de brasem eetlust. 
Het is daardoor niet uitzonderlijk dat een school brasem 's morgen vroeg, vaak in een ondiepe oeverzone te vinden is.  Als de zon hoger komt te staan trekken ze zich daarna in dieper water terug, ze vermijden immers een sterke lichtinval.
Naar de avond toe komen ze dan vaak terug in de ondiepte.
Vooral grotere exemplaren zijn vaak na schemertijd te vangen.

Visstekken

Kanalen:
kanalen zijn in principe stilstaande waters, maar schepen, sluizen en wind veroorzaken vaak een lichte tot zelfs felle stroming die zowel heen en weer beweegt. Op enkele uren tijd kan de stroming soms verschillende keren van richting wijzigen. Daarbij moet je hier vaak rekening houden met een onderstroom die niet op het eerste zicht zichtbaar is aan de dobber.
De diepte varieert sterk, van -2 tot -5 meter en meer bij de grotere kanalen.
De meeste kanalen zijn trogvormig met een schuin aflopende oeverzone die overgaat in een effen bodem. Het kan ook gebeuren dat er een soort tussen-talu is waarna de bodem verder schuin afloopt.
Meestal is de oever verstevigt met beton, steenstortingen of betongaas. Dat kan gaan van enkele meter tot 10 meter ver.
Peil daarom steeds op voorhand je visplaats goed uit waardoor je een goed beeld krijgt van het bodemprofiel. 
De brasem kan zich in een kanaal zowat overal ophouden, maar enkele plaatsen zijn toch productiever dan andere, en dit zijn:
1 - Daar waar de schuin aflopende oeverzone overgaat in een plat deel (talu).
Hier verzameld zich het meeste voedsel. Vaak is dat op 8-11 meter uit de oever.
2 - Bij weinig scheepvaart zoals op zondag, is de vaargeul vaak een goede stek.
In het bijzonder grotere exemplaren houden zich hier graag op.
Laaglandmeren:
Diepe en grote meren zijn voor de brasem het ideaal leefgebied waar ze tot kapitale vissen kunnen opgroeien.
Vaak hebben ze een weelderige plantengroei langs de oevers en in het water.
Meestal is het water licht troebel met een grote aanwezigheid van organische stoffen, wat op zijn beurt zorgt voor een rijk voedselaanbod.
Meren kunnen zowel ondiep tot zeer diep zijn. Maar in alle wisselen schuin aflopende stukken, heuveltjes en banken zich af met platte stukken.
In een meer gooi je niet zomaar op goed geluk een lijntje uit om succesvol te zijn. Het kan natuurlijk steeds, maar een goede kennis van het water is hier zeker geen  overbodige luxe.
Daarbij foerageren brasemscholen hier vaak in een vast patroon. Zo zijn er dan ook plaatsen waar we altijd kans hebben op een leefnet vol, terwijl op bepaalde plaatsen zelden of nooit een vis van formaat te vangen is.
Goede stekken zijn steeds waar een schuin aflopend talu overgaat in een vlak stuk en zowat overal waar de eentonig vlakte onderbroken wordt.
Oeverzones en liefst met mooi diep in het water doorlopende planten zijn ook vaak het proberen waart. Zeker als het water er enkele graden warmer is door de eerste zon.
Maar als er al een water is waar je werkelijk de goede stekken moet zoeken dan is het wel een meer.
Hoe groter, hoe moeilijker.  

Rivieren:
Ook in grote rivieren kan je goed brasem vangen, en vaak niet de kleinste, integendeel. Goede visstekken zijn hier plaatsen waar de stroming gelijkmatig en gering is. Vaak zijn dat gestuwde delen, bochten en inhammen met een grotere diepte. Gebieden waar slib en modder zich kunnen afzetten genieten ook de voorkeur. Hiertoe behoren zeker de kribben in grote rivieren.
Vijvers:
Wie heeft er nog nooit gevist ?
In deze meestal kunstmatige putten is het grootste deel van de daar zwemmende brasem van het type uitgezet. In sommige zijn er op geregelde tijd nieuwe uitzettingen, vaak jaarlijks van verse kweekvis.
In dergelijke omstandigheden kan je moeilijk spreken van een natuurlijke biotoop.
Bovendien is het aanbod van natuurlijk voedsel op dergelijke waters vaak niet voldoende om de populatie in stand te houden.
Na nieuwe uitzettingen is de brasem meestal overal te vangen, maar je kan er niet omheen dat brasem ook hier bepaalde plaatsen prefereert boven andere.
Zo zijn op een wedstrijd de topplaatsen vaak vooraf reeds gekend.
En er zijn nog enkele andere fenomenen die opvallen bij typische brasemvijvers.
1- In het begin van het seizoen komt de brasem vrij gemakkelijk op de voerplek azen, en is in de beginne niet gestoord door het regelmatig wegvangen van een exemplaar.
2- Later op het seizoen komt de brasem vaak niet meer op het lokaas zelf azen, maar blijft aan de rand hangen.
3- Nog later moet de vis ver over de voerplek gezocht worden, dit tot zelfs enkele meter.
4- En volop tot laat in het seizoen zijn de meeste kapitale vissen vaak ver te zoeken, en dat bedoel ik letterlijk. Een visafstand tot 20 meter uit de oever is dan geen uitzondering wil je nog een echte vloermat vangen.

Uitzonderingen bevestigen natuurlijk de regel, maar zo merkte ik meer dan eens op een marathon wedstrijd met een onderbreking op de middag, dat als ik juist voor de middag bijvoederde, na een tiental minuten er volop luchtbelletjes van azende brasem te zien waren op het vers ingeworpen aas. Na de start van de volgende reeks in de namiddag, blijkt de brasem zich bijna onmiddellijk weer terug te trekken. Waarom ? 

Grootste vis gevonden op foto


Gravelput Ferry Lagoon Engeland 2012 Gevangen door Scot Crook

    Algemeen  Techniek  Aas - lokaas  Artikels

Copyright © 2006 Noyelle Frans. Alle rechten voorbehouden.