|
Brasemvissen is niet gebonden aan een bepaalde
techniek. Het kan zowel met de vaste stok, de feeder of de matchhengel.
Al deze technieken kan je uitgebreid terugvinden onder het hoofdstuk
"Vistechnieken".
Als je bovenstaande hoofdstukken doorgelezen hebt kan je hier dan weer terecht
voor wat meer specifieke brasemtechnieken, maar in de eerste plaats telt de
basistechniek. |
Materiaal & techniek vaste stok |
In het algemeen kan je stellen dat de
gewone basisuitrusting van een vaste stok visser ruim voldoet voor het
gericht vissen op brasem, maar er zijn toch wat zaken die specifiek
gericht zijn op brasem !
De
hengel:
Brasem bevissen we zelden onder de kant. In veel gevallen moeten we ze
vaak extra ver zoeken. Een standaard hengel van minimum 10.5 meter is
in mijn ogen dan ook een must. Al gebruiken we die volle lengte niet
steeds, de beschikbaarheid is belangrijk.
Een onmisbaar onderdeel aan een brasemhengel is een goede
topelastiek. Hier vind ik het belangrijk dat deze over de eerste twee
hengeldelen ingebouwd is. Dus niet alleen in het topdeel. Sommige
verkiezen zelfs een elastiek over drie delen. Zelf vindt ik echter dat
een elastiek over drie delen me machteloos maak
tijdens de dril van een grotere brasem. Voor meer informatie:
"top-elastiek"
De
lijn:
Wat is de juiste lijndikte ? Mijn ervaring is hoe
lichter hoe beter. Brasem is nu eenmaal geen vis van lange runs, maar aan fijn materiaal
een onder de hengeltop fel knokkende vechtersbaas.
In combinatie met een topelastiek start ik dan ook steeds met 8/00 nylon.
In 85% voldoet dit uitstekend.
Verwacht ik echter grotere brasem, zeg maar rond een kleine 2kg, dan
schakel ik over op 10 tot max 12/00 nylon, meestal in combinatie met
een 2/00 dunnere onderlijn.
Dikker ga ik nooit aan de vaste hengel voor brasem, en tot nu toe is dat
ook nooit nodig gebleken.
Ik wil het hier nogmaals benadrukken, het enige resultaat van een
dikkere lijn is minder of geen aanbeten.
In uitzonderlijke gevallen als de brasems uiterst voorzichtig azen, of
met "vork en mes eten" zoals we zeggen, is een 8/00 lijn voorzien van een
6/00 onderlijn vaak een must.
Ga je echt gericht voor vloermatten kies dan niet voor zwaardere draad maar voor een werphengel.
De Haak:
Ook hier denken de meeste hengelaars vaak; grotere vis, grotere haak.
Dat is soms wel terecht, maar juist daardoor gaat het vaak fout. Wat is
immers groter ?
Haakmaatjes 12 tot 20, daartussen kies ik doorgaans.
Gebruikelijkst is een haakje 16/18.
Is de vis gretig op beet of vis ik met een behoorlijke dot maden of een
worm dan mag het zelfs tot haakmaat 12.
Kleiner dan 18 gebruik ik dan weer als de brasem uiterst klein aas
verkiest en een enkele made of ver de vase reeds genoeg is.
Krijg je geen of weinig beet, probeer even een kleinere haak en kleiner
aas !
De dobber:
Meestal prefereert brasem een stil liggend aas en om dat te bereiken
passen we de dobber aan de omstandigheden aan.
Hierbij houden we rekening met de stroming, de wind, de diepte en de
afstand. Afhankelijk hiervan kiezen we het model en de draagkracht.
Zie vissen met de vaste stok voor de verschillende dobber types.
Gebruik geen te lichte dobber of het moet
in een vijver zijn bij windstil weer, je moet het aas immers meestal
stil kunnen houden ondanks onderstroom of drift.
(Technieken waar dit niet het geval is worden apart behandelt)
Een goed gemiddelde is 1 gram draagvermogen. |
Lijn montages vaste stok |
De brasem is een vis die het grootste deel
van zijn leven zijn voedsel op de bodem zoekt. Daarbij heeft de brasem
meestal de voorkeur aan stilliggend aas. Om dit te bereiken
gebruiken we in de meeste gevallen bulklood dat dicht tegen de bodem aanzit met eventueel daar
onder een verklikkerloodje.
Maar ook andere montages kunnen gebruikt worden afhankelijk de
omstandigheden, pin je daarom niet vast op een van onderstaande
uitlodingen, maar experimenteer zelf wat het best werkt voor u.
Het is trouwens niet zo dat brasem altijd op de bodem aast.
Uitzonderlijk neemt hij het aas boven de bodem en dan moet je kiezen
voor een of andere vorm van zwevende uitloding.
|
Montage met verklikkerloodje |
Wat is een verklikkerloodje nu precies ? Het is gewoon het laatste
loodje op de lijn, het dichts bij de haak.
De bedoeling ervan is het aas tegen of op de bodem te verankeren en van
zodra een brasem ook maar even het aas opneemt zonder weg te zwemmen,
hij hiermee het verklikloodje opneemt en zo juist dat gewicht
neutraliseert, waardoor de dobber net even uit het water omhoog komt.
Vaak is dat reeds genoeg om de haak te zetten.
In het andere geval waarschuwt het de visser voor de bijna steeds
daaropvolgende onderduikende of weglopende dobber.
Bij het vissen op brasem wordt de rol van dit loodje vaak miskend. Het
is geen kwestie van zomaar een loodje op de lijn die deze benaming heeft. Het is wel iets meer dan dat !
Door dit lood verder of dichter bij het aas te zetten, veranderd de
presentatie van het aas. Ook door het lichter of zwaarder te nemen, zal
het aas zich anders gedragen. In bepaalde gevallen veranderen we er ook
de beetregistratie mee.
In het verklikkerloodje schuilt dikwijls het verschil tussen wel of niet
vangen.
Als de vis goed op beet is, steekt het allemaal niet zo nauw, maar er
zijn meer andere dagen waar we de nodige moeite moeten doen voor iedere vis.
Er is geen echt vaste regel voor het verklikkerloodje, maar
onderstaande voorbeelden geven een goed globaal idee.
Gaan we van de veronderstelling uit dat een brasem steeds op dezelfde
manier bijt, dan zal een verklikloodje dat op 50cm van de haak staat de
aanbeet veel trager doorgeven dan een verklikloodje dat op 15 cm staat.
Gebruik je een dobber met een dikke antenne dan moet het loodje ook
zwaarder zijn dan een dobber met hetzelfde draagvermogen, maar met een
dunne antenne.
Met die informatie kunnen we aan de slag.
Het verklikloodje staat gewoonlijk op ongeveer 20cm boven het aas. Bij
gebruik van een onderlijn is dat vaak juist boven de onderlijn. Willen
we dat het verklikloodje dichter bij het aas komt, dan monteren we een
kortere onderlijn.
Zonder onderlijn schuif je het gewoon iets dichter bij de haak.
Het normale gewicht van het verklikkerloodje is
Bij een dobber van 1 gr en licht aas zoals vers de vase: 0.05 gr
Nr9.
Bij een dobber van 1 gr en medium aas: 0.07 gr Nr 8
Bij een dobber van 1 gr en zwaar aas: 0.08 gr Nr 7
Voor een dobber van 0.5 gr wordt dat nr10, nr 9, nr 8
Voor een dobber van 1.5 gr wordt dat nr 8, nr 7, nr 6
Voor een zwaardere antenne neem je steeds een loodje dat één nr zwaarder
is of normaal.
Je kan in plaats van één verklikkerloodje ook gebruik maken van meerder
loodjes met dezelfde functie, je verdeelt dan het aangegeven gewicht door
het aantal verklikkerloodjes.
Dus in de plaats van één loodje van 0.08 gram bijvoorbeeld twee van 0.04
gr.
Een verklikkerloodje komt normaal steeds juist boven of nipt op de bodem
te hangen.
De invloed van een verklikkerloodje valt gedeeltelijk weg wanneer het
loodje echt op de bodem komt te liggen, en dat kan noodzakelijk zijn
als je het aas op de bodem wil verankeren, bijvoorbeeld bij felle
onderstroom of slepend vissen.
Onderstaand enkele voorbeelden van montages met verklikloodjes. Alle montages kunnen ook met een onderlijn.
De afstand verklikkerlood/bulklood is sterk variabel, en kan variëren
van nog geen 10cm tot 50 cm en meer. |
Klik op de afbeelding voor
een vergroting
|
De sleeptechniek |
Brasem vraagt meestal om aas dat perfect
stil ligt. Krijg je geen beet dan kan slepen soms voor verrassende
resultaten zorgen. Dan kan gewoon de pen een eindje uit het water
heffen en het aas enkele tot zelfs 10cm verslepen plots wel tot
resultaat leiden. Maar beter is het de techniek aan te passen, want
ondanks dat de naam een ruwe visserij suggereert is het
tegendeel waar. Het is een zeer scherpe manier van vissen waarbij zeer alert
moet gevist worden.
De Pen:
In de eerste plaats een pen die wanneer je ze verplaats zich iets uit
het water heft, maar niet meteen plat gaat liggen. En als je het
verplaatsen stopt, zich uit schuine positie terug opricht.
Een pen met een draagvermogen rond de 1 gram met een langere
onderantenne (10/15 cm), een bovenantenne van +5 cm, en een
gestroomlijnd drijflichaam is hiervoor ideaal.
Het lood:
Fijn slepen vraagt om een speciale uitloding. Het is de bedoeling dat
de aanbeet direct zichtbaar is. Het lood verdelen we in drie groepen.
Op de onderlijn zit een sleeploodje, boven de onderlijn komt het
gegroepeerd lood en onder de pen hangt een sta-loodje.
Sleeploodje:
We vissen steeds met de onderlijn en het sleeploodje op de bodem. Het
is de bedoeling dat wanneer we slepen met de pen, de onderlijn niet
echt van de bodem los komt. Het loodje moet hiervoor dan ook voldoende
zwaar zijn. De afstand tot de haak is variabel. Meestal start ik op
ongeveer 10cm van de haak, maar soms als de vis echt niet mee wil,
gaat dit tot zelfs tot 40cm.
Gegroepeerd lood:
Het gegroepeerd lood hangt ongeveer een cm boven de bodem. We peilen
dan ook uit met het knijploodje op het onderste loodhageltje. Zo zijn
we zeker dat het lood mooi boven de bodem hangt.
Sta-loodje:
Deze loodhagel wordt net tegen de onderkant van de onderantenne gezet.
Zijn functie is belangrijk. Het loodje zorgt ervoor dat de pen snel in beetverklikkerpositie staat.
Techniek:
Uitloden:
Zoals ik reeds schreef, steeds uitpeilen
met het peilloodje op de onderste loodhagel van het gegroepeerde lood
vastgeknepen. We loden zo uit dat alleen de laatste cm van de
bovenantenne boven water steekt. Zelf smeer ik het boven het
water uitstekend gedeelte van de antenne licht in met wat vaseline zodat
de antenne als het ware in het oppervlak plakt.
Het vissen:
We verslepen de pen steeds uiterst langzaam van enkele tot zelfs enkele
tiental cm. Daarna stoppen we zodat het drijflichaam van de dobber zich iets meer
recht. We doen dit steeds met een strak gespannen lijn. Ook als we iets
langer wachten en de dobber volledig recht komt te staan.
De beet/aanslaan:
Tijdens het slepen manifesteert de beet zich meestal door een
tegengehouden aas, waardoor de gesleepte dobber iets dieper gaat, of
zelfs volledig onderduikt. Tijdens de rustpozen komt het vaak voor dat
de dobber iets omhoogkomt bij een aanbeet, omdat het lood vrij dicht
bij de haak zit. Reageer in beide gevallen onmiddellijk door ultrasnel
aan te tikken, meestal krijg je geen tweede kans. Het kan natuurlijk
ook dat je tijdens de rustpauze tussen het slepen in een normale beet
krijgt. En zoals alles is ook deze techniek niet zaligmakend, maar
denk er in ieder geval eens aan als de beten uitblijven. |
Klik op de afbeelding voor
een vergroting
|
De panieklijn |
Het achterliggend idee:
Soms, en meestal op vijvers moeten we de vis, zeker de grotere brasem, steeds verder uit de oever zoeken. Enkele meters verder, in ieder
geval verder dan de collega's links en rechts tijdens een wedstrijd,
maken vaak het verschil.
Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Je kan vissen met een
montage met een engelse pen en een extra lang slag, maar ideaal is het
niet. Als antwoord hierop heeft iemand de panieklijn uitgevonden (Oscar
van nooten).
Het ziet er een vrij ruwe manier van vissen uit, maar gemonteerd zoals
het hoort werkt het in de praktijk perfect.
Ieder onderdeel heeft een specifieke functie en de totale opzet moet
terdege kloppen, hou je daar dan ook aan om mislukkingen te
voorkomen.
De
opbouw:
Als hoofdlijn 14/00 nylon. Het
lijkt veel, maar is nodig. Met de panieklijn is het een kwestie van
zoveel mogelijk vis op zo kort mogelijke tijd in het net te krijgen,
en
dit meestal op water met een goed brasembestand.
Als dobber is de beste keuze een dobber met een laaggeplaatst
drijflichaam en een lange iets dikkere bovenantenne. Draagvermogen circa
2 gram lengte +-20cm.
De dobber wordt op de Engelse manier gemonteerd, dus alleen met het
onderste oogje op de lijn. Hiervoor gebruiken we een kant en klaar systeem van dobberconnector met stoppertjes, waarbij de dobber
vrij strak op de lijn zit en toch gemakkelijk kan verschoven worden
zonder de lijn te beschadigen.
(Het draagvermogen heeft geen enkel belang in de techniek zelf, het
lood op de lijn en het draagvermogen van de dobber hebben geen uitstaans
met elkaar)
Daarna komt het lood. Hierbij krijg je de neiging om dat zo licht
mogelijk te nemen maar dat is dan vaak de reden waarom het niet werkt.
In het begin werkte men met lood op een zijlijntje, maar dat zorgde
voor te veel problemen.
Nu gebruikt men meestal een plat lood van 10 gram. Het loodgewicht
geeft geen invloed op de viswijze en dient alleen om de lijn
probleemloos onderhands in te werpen en ervoor te zorgen dat de lijn
snel zinkt. Ook bij forse wind.
Om nog efficiënter te vissen wordt het lood extra behandeld.
Het centrale gat maak je iets groter door het uit te boren en hierin
steek je een stukje siliconenslang dat je met secondenlijm vastzet.
Langs beide zijden laat je het siliconenslangetje 1mm uitsteken. Dit
dient als extra schokdemper en zorgt er gelijktijdig voor dat de
nylonlijn niet beschadigt wordt.
Als extra zetten we nog een rubberkraaltje tussen de rubber stopper en
het lood.
De onderlijn bevestigen we voor het comfort aan een mini wartel.
Vismethode:
Na het onderhands gestrekt voorwaarts inwerpen brengen we zodra het lood
het water raakt de hengel een halve meter achteruit terwijl we hem in de
hengelsteunen plaatsen. Ondertussen is de lijn in enkele seconden gespannen
naar de de bodem afgezonken.
Vervolgens brengen we de hengel vooruit en hierbij moet de antenne boven
water komen te staan. Is dat niet zo, dan schuif je de dobber gewoon
iets hoger tot het gewenste resultaat is bereikt. De antenne moet
ongeveer 0.5 tot 1cm boven water staan.
Bij een aanbeet verdwijnt de dobber als een schicht onder water en dan
moet je de neiging onderdrukken om fors aan te slaan, maar de hengel
met een vloeiende beweging naar boven tillen om de haak te zetten.
Bij gebruik van een topelastiek moet je voor een iets zwaardere en
stijvere uitvoering kiezen omdat bij te veel rek de aanslag teniet wordt
gedaan met meer missers tot gevolg.
Het vissen met de panieklijn lijkt eenvoudig, maar vergt toch enige
oefening wil je deze techniek perfect beheersen.
Eenmaal zover sta je echter verwonderd van het resultaat.
|
|
Materiaal & techniek werphengel |
Als er al een vissoort is die met een werphengel
leuk te vangen is, dan is het zeker de brasem. Zowel met de matchhengel,
of de feeder waaronder zowel quivertip of swingtip, bieden een waaier aan
sportief hengelplezier op brasem.
Eigenlijk wilde ik hier in dit hoofdstuk wat uitgebreider op ingaan, maar kwam
tot de vaststelling dat het alleen maar een herhaling zou zijn van wat in
het hoofdstuk
"Vistechnieken feeder en match hengel".
reeds uitgebreid aan
bod komt.
Toch zijn er ook met de werphengel, technieken of wetenswaardigheden die
specifiek gericht zijn op brasem.
Om deze toch aan bod te laten komen hebben wij die dan ook verpakt als
reportages die je kan terugvinden bij
"artikels"
|
|
|