Barbeelvissen techniek 3
|
Dobbervissen op barbeel |
Ondanks de talrijke effectieve manieren van
bodemvissen is en blijft het trottend vissen een van de attractiefste en
spectaculairste manieren om op barbeel te vissen.
Want zeg nu zelf, wat is er leuker dan met de hengel in de hand langs
de oevers van een rivier of wadend door de rivier op zoek te gaan naar
de beste barbeelstekken.
Vaak zie je reeds vooraf of er barbeel aanwezig is door het oplichten
van hun witte buikzijde als ze aan het foerageren zijn. Ook komen er op
deze manier stekken binnen bereik die met een bodemmontage onmogelijk te
bevissen zijn. Ik denk daarbij aan overhangende bomen of waar de
oeverbegroeiing het van de kant vissen onmogelijk maakt.
En je vangt er niet alleen barbeel mee, maar ook vaak kopvoorn, sneep, voorn en zelfs brasem en forel
Maar....... vissen met een dobber is niet altijd mogelijk. Te
felle stroming kan het dobbervissen fel bemoeilijken en het wadend
vissen zelfs gevaarlijk maken. Ook felle wind bemoeilijk het goed
presenteren van het aas. Dus pin je er niet op vast en kies in die
gevallen voor een bodem montage. |
Waar te vissen |
Iedere niet te grote barbeel rivier of beek met
een minimale diepte van 80cm en die niet echt dieper is dan 1.7 meter, al kan het heus wel op dieper water maar ideaal is het niet.
Mijn ervaring komt hoofdzakelijk van de rivieren in de Belgische Ardennen zoals
onder andere de Ourthe, Ambleve, Semois en de Maas, maar via het internet
maakte ik op dat er ook in Nederland enkele rivieren zijn waar barbeelvissers
deze techniek toepassen. Onderandere in de Limburgse maas, de Geul en de Swalm.
Verder heb je natuurlijk het buitenland waarbij ik in de eerste plaats denk aan
Frankrijk, Duitsland, Spanje en Engeland. Waarbij het laatste land zeker als de bakermat van deze
techniek kan aanzien worden.
De plaatsen waar je doorgaans barbeel kan verwachten zijn die plaatsen waar de
bodem afwijkt. Meestal zijn dit iets diepere geulen en gaten in laagstaande
rivieren.
Wat doorgaans op zicht vaak goed waar te nemen is. Verder het iets rustiger
water achter stroomversnellingen en barrages, waar zich doorgaans ook dieper
water bevind. Als het bodemverloop daarbij nog over een behoorlijke afstand
constant is maakt dit het driftend vissen iets gemakkelijker.
Andere goede stekken zijn nabij de oever onder overhangende bomen of waar de
rotsen steil in het water verdwijnen. Vaak is dit ook een indicatie van diep
water, maar meestal zijn juist die laatste plaatsen moeilijk bereikbaar.
Verder kan het ook helpen om op de campings of in de plaatselijke kroeg eens te
informeren want meestal zijn barbeelstekken niet zo'n groot geheim en willen de
meeste plaatselijke vissers dat heus wel met je delen.
|
Materiaal |
Hengels:
Er zijn twee soorten hengels die uitermate geschikt zijn deze manier van
vissen, en dat zijn de matchhengel en de bolognese hengel. In noodgeval
kan ook een karper dobberhengel maar die is vaak iets te stug en te
zwaar of het moet een ultra lichte zijn.
De hengel moet in de eerste plaats immers licht zijn omdat je er de
ganse dag mee in de hand vist. Verder is een behoorlijke lengte
noodzakelijk om de lijn goed te kunnen geleiden. Een lengte van rond de
4 meter voldoet uitstekend. De hengel moet ook voldoende body hebben om
de haak over een afstand van pakweg 20/30 meter goed te kunnen zetten en
om de toch krachtige runs van een in de stroming fel vechtende barbeel
op te vangen. Slappe volledig parabolische hengels zijn ongeschikt. Het
beste is dat de top tot 1/3 parabolisch is en de rest eerder stug. Het
is even zoeken maar er zijn genoeg hengels te krijgen met deze
eigenschappen.
Molen:
Een lichte molen met een goede slip. Zelf gebruik ik meestal een chimano
FA 6000.
Maar dat kan om het even welke molen zijn als hij maar niet te zwaar is
en een goede combinatie vormt met de hengel.
Oudere barbeelvissers en vaak ook echte specialisten zie je vaak nog een
centerpin reel gebruiken. Dit is een soort vliegenreel zonder slip
waarbij je met de vingers afremt.
http://www.centerpinvissen.nl/centerpin.html
Zelf gebruik ik ze niet maar
vermeld ze hier volledigheidshalve.
Lijn & Onderlijn:
Hier mag je gevlochten draad vergeten, nylon is je enige optie. Dit zowel vanwege de schuurbestendigheid als
vanwege het feit dat je met gevlochten draad absoluut niet goed driftend
kan vissen in de stroming.
De standaard is een hoofdlijn van 20/00 en een onderlijn die enkele
honderdsten dunner is gebruikelijk. Op kleinere rivieren of wanneer de
vissen kieskeurig zijn mag het zelfs nog iets dunner. De Shimano
Technium lijn vind ik het meest geschikt omdat ze een vrij laag geheugen
heeft, vrijwel niet kreukt, en weinig rek heeft, wat bij het aanslaan
belangrijk is, zeker als je flink wat lijn hebt uitliggen.
Haken:
Een vlijmscherpe haak, die je toch enkele malen moet vervangen tijdens
de visdag omdat hij bot wordt door over de stenen te slepen.
De grote varieert met het aas van nr 10 tot nr 4.
De dobbers:
Veruit het belangrijkste onderdeel van de montage.
Belangrijk is dat ze voldoende lood kunnen dragen om het aas op diepte
te houden.
Afhankelijk van de stroming en de diepte kan dit enorm verschillen. Soms
kan je perfect vissen met 5 gram en meestal heb je met 10 gram genoeg op
water tot 1.5 meter. Bij felle stroom of op diep water van laat ik
zeggen 3 meter ga ik zelfs tot 20 gram. Maar dat is niet echt ideaal en
vaak is het dan beter over te stappen naar het bodemvissen.
Een andere vereiste is dat de dobber duidelijk te zien is in de
wervelende stroming en dit op grotere afstand. Dunne antennetjes en
minuscuul uitgelode dobbers passen hier niet.
Ook moeten ze vrij stabiel in het water staan.
Enkele goede modellen die echt ontworpen zijn voor stromend water zie je
hier onder. |
|
- De
stickfloat: Een dobber waar niet echt ver mee geworpen kan worden en
die ik prefereer bij het wadend vissen.
-
Avon dobbers: een al-round dobber die ook bij iets ruiger weer nog
gemakkelijk vist.
-
Fluted Avon: op deze bijna vierkante en
geribbelde dobber heeft de stroming meer vat en kan je beter sturen.
-
Zwaardere stroomdobber met centrale
lijndoorvoer. dit model gebruik ik voor het zwaardere werk. De
lijndoorvoer maakt dat je niet eerst op de zware dobber aanslaat en je
kan hem doormiddel van een stopper ook op dieper water vissen.
|
Extra:
Er zijn natuurlijk nog tientallen andere dobber modellen en daarbij denk
ik aan de in de Ardennen vaak gebruikte forel dobbers of de meer
bolvormige stroomdobbers, maar ikzelf hou me meestal bij een van
bovenstaande.
|
Ander materiaal |
Als eerste een waadpak en
als je de vis niet met de hand wil landen, een kortsteelig schepnet.
Een vliegvissersvest waar je het meeste kleine materiaal in weg kan bergen
is ook vrij nuttig. Verder een aas en voerbak die je aan een broeksriem
kan bevestigen als het water niet te diep is. In het andere geval is een
kleine rugzak beter. Het laat je ook toe verschillende aas en
lokaassoorten te transporteren en je kan je er natuurlijk het nodige vocht of voedsel in kwijt.
Maar beperk in alle geval de hoeveelheid en het gewicht. Je moet immers
de ganse dag stappen of waden en dat kan best vermoeiend zijn.
|
Aas en lokaas |
Aas:
In principe kan je zowat met alle standaard aassoorten vissen die geschikt zijn
voor barbeel, met uitzondering van boilies en grote pellets omdat je nu eenmaal
met het aas op de haak vist en niet met een rig.
Lokaas:
Over voeren zijn de meningen verdeeld. Sommigen werpen eerst een aantal
voerballen op de stek vooraleer ze starten met vissen. Anderen voeren reeds
dagen vooraf. Meestal zijn dit dan vissers die op een en dezelfde plaats vissen.
Hier even twee verschillende manieren van voeren aangepast aan de viswijze.
Trottend vissen
Ik ben er van overtuigd dat bij het trottend vissen spaarzaam voeren beter is
dan lukraak enkele voerballen inwerpen. Wil ik een stek afvissen die ik reeds
ken dan voer ik reeds een handje vooraf. Bij het steeds wisselen van plaats
tijdens het wadend vissen doe ik dat alleen terwijl ik vis.
Ik voer zowat met alles wat ook maar enigszins betrekking heeft op mijn haakaas.
Dat kunnen partikels zijn, pellets, maden, casters, stukjes kaas,
worst, enz...
Voor een dagje vissen heb ik al vlug een drietal liter bij me.
Ik werp de hele dag met regelmaat, en dat is bijna bij iedere inworp, wat
lokaas in het verlengde van de drift. Daarbij let ik er op dat afhankelijk van
wat ik inwerp dit ook op de bodem komt waar ik aan het vissen ben. Pellets en
zaden zinken vrij vlug en kan je zowat vlak voor je uit werpen. Casters en maden
daarentegen werp ik een zevental meter stroomopwaarts, omdat deze tijd nodig
hebben om te zinken. Dit natuurlijk allemaal afhankelijk van de stroomsnelheid
en de diepte.
Vaste visstek
Hier start ik reeds met voeren van zodra ik op de stek toekom. Ik ken dan reeds
het water en weet precies waar ik wil vissen en hoe diep het is. Ik voer meestal
enkele ballen zwaar barbeelvoer in combinatie met een liter partikels waaronder
relatief veel gekiemde hennep is gemengd. Daarna voer ik nog enkele handjes mini
haakaas of bij gebrek aan beter, haakaas. Dit met tussenpozen van enkele
minuten.
Pas dan start ik met vissen. |
Basis vistechniek |
Ik zet de dobber op de
geschatte diepte en werp in. In de daaropvolgende worpen schuif ik met
de dobber op of neer tot ik voel dat mijn haakaas tegen de bodem aan
tikt of er licht over sleept. Eenmaal dat bereikt start ik met vissen.
Ik laat in het begin de dobber gewoon op de stroming meedrijven waarbij
ik de lijn tussen duim en wijsvinger begeleid bij het van de spoel
aflopen. Volgt er geen beet dan begin ik het afdrijven te variëren door
de lijn zo nu en dan af te remmen waarbij het aas voor de dobber uit
komt te drijven.
Het met tussenpozen tegenhouden
van de lijn en dobber laat het aas een klein beetje omhoogkomen, een
aasaanbieding die vaak een aanbeet uitlokt.
Vaak is het dan nodig om de
dobber iets dieper af te stellen om het aas nog op of nabij de bodem te
houden. De aanbeet is meestal niet te missen. De dobber gaat
stevig onder waarbij je ruim de tijd krijgt om aan te slaan. Het ziet er
vaak uit alsof je aan de bodem vastloopt maar na wat ervaring is het
verschil toch duidelijk te merken.
Een andere duidelijkere aanbeet is als je de dobber plots ziet afwijken
van de stroomrichting waarna hij meestal ook onderduikt.
Er zijn dagen waar het nodig is om af te wijken van deze basistechniek
omdat de barbeel op dat moment iets anders verkiest.
Een andere reden kan ook zijn omdat je een specifieke techniek gebruikt
die om een andere viswijze vraagt.
Bij montages enkele voorbeelden en uitleg van verschillende
barbeelvissers. |
Tips: |
- Gebruik altijd drie rubbertjes om de stickfloat te bevestigen. Zo
vermijd je verschuiven van de stick tijdens het driften of aanslaan en vis
je niet plots veel ondieper zonder het te merken.
- Vis steeds met een onderlijntje van circa 30 cm. Bij vasthangen aan de
bodem en breuk is dit vlug vervangen.
- Door het loodgewicht steeds dichter bij elkaar te zetten naar de haak
vis je ook dichter bij de bodem. Het tegengestelde doet zich voor als je
het naar de stick concentreert.
|
Montages dobbervissen op barbeel |
Stickfloat
|
De meeste vissers gebruiken deze dobber vaak als
gewone vaste dobber met de matchhengel. Stickfloats zijn echter ontworpen
voor een specifieke techniek van vissen die bij ons minder toegepast wordt.
Het is deze techniek die ik hier wat wil toelichten. Er zijn verschillende
modellen van zwaar tot licht in talrijke uitvoeringen. De een meer
geschikt voor het zwaardere werk terwijl de ander dan weer beter te vissen is
bij winderig weer. Van uitzicht verschillen ze echter niet veel. Als voorbeeld
een standaard stick.
Techniek
Het is een vorm van vissen waarbij je met de stroom meedrift en daarbij altijd
direct contact houd met de dobber. Bij iedere aanbeet reageer je onmiddellijk
door aan te slaan. De beten zijn trouwens zelden voorzichtig of schuchter.
Meestal pakt een barbeel, kopvoorn, voorn, winde of brasem het aas in
een reflex.
De afstand uit de oever waarop we met de stickfloat vissen is vrij kort, circa
1.5 tot max. 3 maal de hengellengte. Wil je verder vissen dan kies je beter
voor een ander systeem. De diepte mag gerust van vrij ondiep tot 3 meter gaan.
De manier van vissen in het kort beschreven is als volgt:
Je gooit in en houd de lijn even tegen om de montage de kans te geven naar de
diepte te zakken. De lijn strekt zich onderwater..... een beetje lijn geven..... het aas zakt weer.... even tegenhouden... en..... weg dobber..... Een
kromme hengel en een gelukkige visser.
Montage:
Het draagvermogen en soort stick kiezen we volgens de omstandigheden en de
stroming. Ook de uitloding wordt hieraan aangepast. De voorbeelden met de nodige
uitleg spreken
voor zichzelf. (klik op de afbeelding voor een vergroting) |
(klik op de afbeelding voor een vergroting) |
Viswijze:
Om te beginnen starten we meestal op en bij de bodem. We peilen dan ook uit
zodat het topje van de stick net boven water blijft. Zo vissen we in ieder geval
in de buurt van of op de bodem. Blijf je tijdens het driften te vaak hangen, ga
dan een fractie ondieper vissen, en ook andersom uiteraard. Het best is als je
zo nu en dan de bodem even voelt. Tijdens de drift vis je met de beugel van de
molen open en begeleid je de lijn met de vinger tegen de
spoelrand.
Na het inwerpen wacht je even tot de montage zuiver staat en het aas is gezakt.
Dan geef je 15 à 30 cm lijn. Nu is het kwestie van afwisselend steeds een
stukje lijn geven en dan weer tegenhouden. Bij het geven van lijn drijft de
stick over het aas naar voren en zakt het aas. Bij het tegenhouden glijdt het
aas onder de stick door en komt op het einde iets omhoog. Hoe langer je
tegenhoud, hoe verder het aas omhoog komt. Zo vis je verschillende waterlagen
af. De meeste beten krijg je trouwens juist bij het omhoog komen van het aas.
Bij het minste rukje op de stickfloat rustig en beheerst aanslaan door de hengel
in tegenstroomrichting naar achter te brengen. Daarbij wel de lijn blokkeren
met de vinger. Zo vis je een gebied af van 10 tot 15 meter en werp je opnieuw
uit. In het begin vang je meestal de eerste vissen iets verder af en
komen deze gedurende de sessie steeds korter bij. Dit omdat de vissen in het
spoor van het voer naar je toe komen.
Voeren/aas:
Het voeren is vrij simpel. Je werpt bij het begin enkele kleine balletjes recht
voor u uit op de visafstand. Neem voer in een samenstelling die op de bodem
uiteenvalt met daarin veel los aas. Daarna onderhoud je de voerstek door
minstens om de 5 minuten wat voer bij te werpen. Voeren kan ook met aas alleen
indien u niet te ver vist. Als aas meestal maden of casters, maar maïs,
wormen en deeg kunnen ook. |
Stroomafwaarts driften boven grond
|
Een
eenvoudige maar doeltreffende montage voor het vissen op stromend water. De loodhagels houden het aas vlakbij de bodem. Uitloden doen we iets dieper of de
waterdiepte, en vissen zo dat het aas steeds voor de dobber uit drijft.
|
(klik op de
afbeelding voor een vergroting)
|
Stroomafwaarts Trotten
|
Een
montage die gebruikt wordt op de Nederlandse grensmaas voor barbeel en
kopvoorn, maar die ook in de Vlaamse ardennen gebruikt kan worden.
Meestal bij zware stroming of diep water. Het ollivette lood zorgt ervoor dat de
montage vlugger zinkt en beter bij de grond blijft.
Je werpt uit in de stroomnaad en laat de lijn gecontroleerd afrollen waarbij je
geregeld met de vinger op de spoel afremt zodat de beaasde haak voor de dobber
uitloopt. Met deze montage wordt meestal wadend gevist, of langs de oever.
Als onderlijn kan je een dikte nemen van 18/00 nylon en 25 tot 50cm lang. Een
haakmaat nr 10 voldoet meestal.
|
(klik op de afbeelding voor
een vergroting) |
Stroomafwaarts met op de bodem
liggend aas.
|
Een traditionele
methode uit Engeland waar het "trundelen" wordt genoemd. De waterdiepte
moet op voorhand nauwkeurig gepeild worden, en de dobber die een behoorlijk
gewicht moet kunnen dragen wordt dieper dan de waterdiepte afgesteld zodat een
deel van het lood op de bodem komt te liggen. De lijn wordt stroomafwaarts
ingeworpen. Hierna trekt u de lijn voorzichtig strak tot de dobber, die
behoorlijk is overlood (zo uitloden dat hij onder normale omstandigheden zou
zinken) half gaat staan. Het aas ligt nu stroomafwaarts voor het lood op de
bodem. Een met de kop in de stroming zwemmende vis vindt nu eerst het aas,
zonder door de onderlijn te worden gehinderd. U kunt zo nu en dan wat
lijn toegeven en het aas een of twee meter laten afdrijven door de lijn met de
dobber wat op te liften en mee te laten gaan met de stroming om de plaats af te
zoeken naar azende vis.
|
(klik op de afbeelding voor een vergroting)
|
De Avon montage |
Toepassing: Diep
water, snelle stroming, keerstroming en hoog water.
Het
inzetten van zwaarder materiaal is in bovenstaande omstandigheden noodzakelijk.
Een lichte
uitrusting is dan niet meer voldoende om het aas in de buurt van de bodem te
brengen en het daar gecontroleerd te houden. In zo'n geval maken we gebruik van de dikbuikige Avon
dobber zonder antenne. Het hoog geplaatste drijflichaam zorgt voor een stabiele drift in de onrustige
felle stroming. Het verder
naar beneden geplaatst lood brengt het aas snel tot vlak boven de bodem. Het
aas kan ook over de
bodem slepend gevist worden. Als lood kan men een paar zware loodhagels
groeperen of gebruik maken
van een "olivette" schuifloodje.
Tip:
De lijn goed invetten zodat deze mooi drijft. De lijn moet tijdens het vissen ook steeds achter de wegdriftende dobber
blijven. Dus geen bocht in de lijn laten ontstaan. |
(klik op de afbeelding voor een
vergroting) |
Enkele andere Avon uitlodingen |
A: Langzame stroming: Het grootste gedeelte van
het lood komt dicht bij de dobber op de lijn. Het aas zinkt langzaam en natuurlijk naar de bodem en wordt vaak tijdens het
afzinken gegrepen.
B: Snelle stroming:
Het meeste lood komt in de
buurt van de haak. Hierdoor zinkt het aas sneller naar de bodem en blijft daar tegenaan.
Tip:
In de koudere periodes volgen de vissen het aas niet zo actief als in de
zomer.
Specialisten vertragen de drift en laten het aas aan een langere onderlijn over
de bodem slepen. |
(klik op de afbeelding voor een vergroting) |
Montage
Geschikt voor barbeel, kopvoorn
en forel |
(klik op de afbeelding voor een vergroting) |
|