Korte omschrijving:
Peuren is een van de oudste vormen van
vissen op paling. Bij het peuren wordt de paling niet met de haak
gevangen, maar doormiddel van een aaneengeregen dot wormen. De paling
die door de geur van de peur gelokt wordt bijt zich in de peur vast
waarbij zijn minuscule tandjes in het garen van de peur vast komen te
zitten.
Het is daarna aan de peurder om, voordat de paling de kans krijgt terug
los te laten deze uit het water te tillen en boven het peurnet te
brengen.
Met wat geluk, lukt dat en valt de paling in het net.
Veel hoor je niet over peuren en nog weinig vissers beoefenen deze tak van
de sportvisserij. Zelf vind ik het een fascinerende, uiterst spannende
en verslavende manier om op paling te vissen.
Als je eenmaal een peursessie meemaakt waarbij de paling goed loopt dan
ben je voor je leven een peurder.
Peuren kan met allerlei materialen en zowel in zoet als zeewater. Het is
echter zo dat slecht een enkeling ook op zee zijn geluk beproeft en het
is zeker niet gebruikelijk. Uitzonderingen is bv de Waddenzee. Ook het
gebruik van alternatieve materialen zoals een nylonkous of een
omgekeerde paraplu zijn niet meer van deze tijd en worden hier dan
ook niet behandeld. |
De peur |
foto internet Vistips.nl |
Benodigheden:
Een peurnaald:
Je kan hiervoor een speciale peurnaald
aanschaffen, maar die zijn nu nog maar mondjesmaat te vinden.
(eigenlijk zijn het poppennaalden)
Een naald voor het rijgen van zeepieren is reeds gemakkelijker te
krijgen. Let er op dat ze wel een oogje hebben.
Het eenvoudigst aan te komen is echter het grootste model stopnaald. De
punt hiervan is echter iets te scherp. Even wat stomper maken en je
hebt een goede rijgnaald.
De peurdraad:
Hiervoor kan je een katoenen of wollen draad gebruiken. Veel peurders
zweren hierbij omdat de tandjes van de paling hier beter in haken. Ook
ik gebruikte deze in mijn beginjaren altijd. Dit materiaal heeft
zeker zijn voordelen maar ook een groot nadeel: het is breekbaar. Zeker
wanneer grotere paling zich aanmeld kan het gebeuren dat na enkele
aanbeten de peur er in slierten bijhangt.
Zeer goed is het zogenaamd ijzergaren (zie vb). Het is vrij sterk en het
rijgen gaat vrij vlot.
Het beste is echter gevlochten lijn. Het moet echter wel een reeds
gebruikt stuk zijn anders is de beschermlaag nog aanwezig. Bedoeling is
dat de honderden fijne draadjes zichtbaar zijn. Neem minimum een dikte
van 20/00 |
Peurnaalden (poppennaalden)
Ijzergaren |
De peur rijgen:
Als eerste maar niet onbelangrijk punt: maak dat je handen vrij zijn
van vreemde luchtjes. De geur van zeep of sigaretten is volledig uit den
boze. Ik wrijf mijn handen eerst duchtig met wat gras voor ik de wormen
aanraak.
Als lengte van de peurdraad heb je algauw 1.5 tot 2meter nodig. Het is immers de bedoeling dat je flink wat lussen kan maken en een
mooie dikke peur verspreid nu eenmaal meer geur dan een kleintje.
Hoe langer je denkt te peuren, hoe dikker ook je peur moet zijn.
Sommigen gaan tot meer dan 3 meter maar dat vindt ik van het goede
teveel.
Alleen als ik mestpieren gebruik durf ik dat weleens te doen omdat
anders een 1.5meter peur er te schraal uitziet.
Het is zelfs verstandig om altijd een tweede reserve peur te maken. Het
vraagt extra werk maar je vermijd er onaangename verrassing mee. Als de
paling goed bijt dan kan je peur er na enkele uurtjes reeds flink
beschadigt uit zien.
Laten we er van uitgaan dat je begint aan het rijgen van een ruime 2
meter pieren. Welke soort je hiervoor gebruikt kan je wat verder lezen.
Als eerste maken we de lijn goed nat. Schuif de pieren nooit over een
droge lijn !
Dat gaat absoluut niet gemakkelijk en je beschadigt de pieren er soms zo
mee dat ze bijna binnenste buiten op de draad komen te zitten.
Een natte draad geeft minder weerstand en het rijgen gaat gewoon
gemakkelijker.
(insmeren met wat varkensvet helpt ook uitstekend)
Rijg de pieren op de peurnaald en schuif ze dan door tot halfweg de
draad.
Is de draad vol, eigenlijk halfvol, maak dan de naald aan het andere
einde vast en doe de andere helft.
Is ook die helft vol dan verwijder je de naald en maak dan de uiteinden
van de draad aan elkaar vast zodat je één grote lus met wormen hebt.
Nu maken we de peur door deze in lussen rond de vingers te draaien.
Je
kan indien je dat wil de lussen ook iets ruimer nemen.
Voorwaarde is dat ze mooi gelijk in lengte zijn zodat de peur straks
gelijkmatig openwaaiert onder water.
Eenmaal dat gedaan knoop je de lussen langs een kant samen met een
stevige draad. Gebruik voor de zekerheid meerdere knopen. De paling mag
in geen geval de lussen kunnen lostrekken.
Zelf maak ik eerst een lus in de draad waarmee ik de peur toe knoop en
pas daarna knoop ik de peur dicht. Hieraan wordt de peur dan ook later
opgehangen aan de hoofdlijn. |
|
Het peurlood |
Meestal gebruik ik gewoon kegelvormig of
bol schuiflood. Het doet er weinig toe.
Het gewicht is afhankelijk van de dobber die je gebruikt en dit is weer
afhankelijk van de diepte en de stroming. 50gram is meestal ruim
voldoende. 30gram vind ik het minimum. Hou er rekening mee dat ook de
peur zelf reeds een deel van het gewicht uitmaakt. |
|
De dobber |
Peuren zonder dobber kan, maar is in veel
opzichten niet praktisch en daarbij is een dobber nu eenmaal
gemakkelijker en je vangt er niet minder mee.
Met een dobber hangt de peur steeds op de juiste diepte ook
als je de hengel een tijd niet in de hand houd.
Dus ik peur alleen met gebruik van een dobber en dit omdat ik het
zien van de aanbeet nog steeds het leukste vind.
Welke dobber ?
Bijna iedere snoekdobber met centrale lijndoorvoer kan hiervoor dienst
doen, mits hij het nodige gewicht kan dragen.
Ideaal is het als je er ook een breekstaafje kan in bevestigen. Wat zeker
bij nacht geen overbodige luxe is en duidelijk bijdraagt aan het
waarnemen van de aanbeet.
Je kan dit ook zelf monteren door een gaatje te boren en met wat handigheid lukt dat bij de meeste dobbers.
Zelf maak ik meestal het lijndoorvoergat met een boortje zo ruim
dat ik een breekstaafje kan gebruiken om de lijn vast te klemmen. |
|
Het peurnet |
Nog steeds zie je allerlei
gebruiksvoorwerpen zoals in de eerste plaats de bekende paraplu, maar
ook kinderbadjes, een schepnet, fietsbanden met net en allerlei zelf
geknutselde bakjes en netjes gebruiken.
De aanschaf van een degelijk peurnet is echter niet zo prijzig dat je
het hiervoor moet laten.
In de meeste
hengelsportzaken kan je nu nog steeds wel een degelijk peurnet vinden.
Belangrijk vind ik dat de randen van het net omhoogstaan of minstens
overhangen naar binnen toe zodat aan het oppervlak zwemmende paling
niet de kans ziet te ontsnappen.
Sommige peurnetten zijn voorzien van een opstaand net waartegen je de
paling kan afkloppen als die aan de peur blijft hangen en niet wil
loslaten.
Het heeft zijn voordelen, maar ook als nadeel dat je het net steeds aan
een bijkomende stok dient op te hangen en men slechts aan de open zijde
kan peuren.
Zelf verkies ik een drijvend net.
onderstaand enkele voorbeelden.
Nog één advies: controleer voor iedere vissessie het net op gaatjes.
Hoe klein ook, de paling vind het gegarandeerd. |
1. Peurnetten met achterwand. Deze moeten opgehangen worden aan een
bijkomende hengel.
2 -3 Een goed drijvend peurnet
4 Mits enkele aanpassingen kan je van nr2 de ideale peurnet maken. Hierbij worden de randen omhooggebracht met steuntjes die doormiddel
van bouten vastgezet worden.
Je kan onderaan ook nog een fuikje bevestigen waarin de paling
terechtkomt. |
De hoofdlijn |
Nylon of gevlochten draad, beiden zijn
uitstekend te gebruiken.
Maak wel niet de vergissing om de lijn te dun te nemen. 30/00 of zelfs
meer kan heus geen kwaad. Zelf vis ik het liefst met een lijn die zo
weinig mogelijk rekt omdat je de aanbijtende paling beter voelt.
Nadeel van het gebrek aan rek is dan weer dat je zeker in het begin bij
schokkende bewegingen terwijl je de paling naar boven brengt meer dan
eens een paling verliest.
Eenmaal je wat ervaring hebt opgedaan is het direct contact alleen een
voordeel. |
De peurstok |
Echte peurstokken bestaan er gewoonweg
niet. Meestal gebruiken we hiervoor 2 tot 4 delen van een oude vaste
hengel.
Het topdeel is gewoonlijk veel te fijn en dat laten we weg.
Ideaal is het wanneer je in het holle topdeel een oogje bevestigt. Zelf
gebruikte ik hiervoor gewoon een klein schroefoogje dat ik in een stukje
kurk draaide dat op zijn beurt weer passend gemaakt is zodat het
mooi in de holle hengeltop vast komt te zitten. Met wat lijm blijft het
op zijn plaats.
Op hetzelfde deel bevestigde ik twee kikkertjes zoals de vaste stok
vissers gebruiken wanneer ze niet met een elastiek vissen.
De lijn wordt hieraan vastgemaakt en enkele lussen extra hoofdlijn
worden rond de kikkers gewonden. Zo blijft de lijn variabel en kan je
indien nodig de lengte aanpassen. De hoofdlijn wind ik daarna nog
rond het topeinde naar het oogje toe. Hier haal ik de lijn tweemaal door. |
(klik op de afbeelding voor een
vergroting) |
Belangrijk is ook dat de peurstok niet te zwaar is, want bij peuren heb
je de hengel de meeste tijd in de hand. Toch moet je er rekening
mee houden dat hij vrij stevig en de top niet echt soepel mag zijn, een
grote paling heeft immers bijzonder veel kracht. Niet peurders
onderschatten dit meestal.
Stel je het zo voor; bij de vangst van een grote paling aan de peur heb
je zeker je beide handen nodig om het beestje omhoog en boven het net
te krijgen.
Ik schreef zojuist 2 tot 4 delen. Die gebruik je niet steeds. Meestal
heb je genoeg aan 2/3 delen, maar soms kan het gebeuren dat de paling
iets verder aast wat je vaak kan zien aan opstijgende luchtbelletjes.
Met een extra deel in reserve heb je dan nog de mogelijkheid om toch
iets verder te proberen. |
Wormen |
Er zijn in Nederland en België circa 25
soorten waarvan er voor de peurder slechts enkele geschikt zijn.
De grootste worm is de dauwworm.
die heeft een maximale lengte van 30cm.
Je kan hem het best vinden bij dauw op het gras of na een
regenbui. Als het donker is kan je hem zoeken met een zaklamp die je
afdekt met rode folie. Op rood licht reageert de worm niet, anders is
hij in een oogwenk weer de grond ingedoken.
De regenworm of blauwkop
is een stuk kleiner, maximaal 12cm.
Deze kan je vinden door in een liefst kort gemaaid grasveld een riek in
de grond te steken en de steel heen en weer te bewegen waardoor je
trillingen veroorzaakt en waarop de wormen reageren door naar boven te
komen.
De
mestworm of mestpier. Hiervan heb je verschillende soorten waarbij voor ons alleen de lengte
en dikte een rol speelt. Kleine mestpieren zijn gewoon te klein om op te
naaien. Je hebt echter een soort "Dendrobeana" genaamd die tot 12cm groot
is en ook iets steviger.
Zeepieren
lusten de palingen ook. En zeker een
combinatie van gewone wormen met tussendoor zeepieren is een aanrader.
En daarbij kom ik bij de mogelijkheid om een of andere combinatie te
maken door het gebruik van verschillende soorten wormen.
Dauw of regenwormen geven de peur de nodige stevigheid en mestwormen en
zeepieren zorgen voor meer reuk.
Wormen zoeken is tijdrovend en vaak lucratief zeker bij droog weer. Het
is niet voor iedereen weggelegd om zomaar eventjes een deel van de tuin
om te spitten.
Het zoeken met elektriciteit door ijzeren paaltjes in het gazon te
kloppen en hier eenpolig de elektriciteit door te voeren, is effectief
maar hoewel ik het jaren gedaan heb toch wel zo gevaarlijk dat ik
besloten heb het hier alleen af te raden om dit te doen.
Daarbij is het nu reeds zo dat de meeste soorten van wormen gewoon
gekocht en bewaard kunnen worden. Je kan hiervoor zelfs speciale
wormensubstraat kopen waarin de wormen uit zichzelf goed kweken.
Het heeft als voordeel dat je steeds wormen bij de hand hebt en anders
gebeurd het te vaak dat je wil peuren maar er nergens ook maar een worm
te vinden is.
Voor het bewaren moet je enkele regels respecteren.
Doe dit in een ruime plastiek bak waarin gaatjes geboord zijn die zorgen
voor de afvoer van water of zet de ton onder een afdakje. Wormen
verdrinken immers vrij snel in kletsnatte grond.
Zet ze ook nooit in de zon maar op een koele plaats. Warmte is immers
een grote vijand van een wormbewaarplaats. De ideale temperatuur om
wormen te kweken is rond de 20 graden. Maar zolang het tussen de 4 en 25
graden is kan je ze perfect bewaren.
Nu en dan verversen van de grond is ook belangrijk. Deze gaat immers na
een tijd ruiken.
En ook wormen kunnen niet leven zonder voeding. Dus voedingsubstraat
toevoegen. Koffieprut, wat halfverteerde groenten of fruitresten kunnen
hiervoor uitstekend dienst doen maar dat geeft wel wat reuk als je
ze binnenshuis bewaard. Voer ook niet te veel om schimmelvorming te
voorkomen.
Drinken heeft een worm ook nodig. Geregeld wat besproeien met gewoon
leidingwater is voldoende.
Voor de aankoop van wormen, substraat of voeding raad ik onze
onderstaande sponsors aan.
(aanklikken voor de pagina) |
De montage |
Klik op de afbeelding voor
een vergroting
|
Het voorbeeld spreekt voor zichzelf.
Alleen nog enkele opmerkingen:
Door het gebruik van een speldwartel kan je indien nodig gemakkelijk van
peur wisselen.
Sommigen bevestigen het lood vast boven de peur zoals je op de foto van
de peur kan zien. Zelf vind ik het beter
als het boven de speldwartel komt omdat het gewicht van het lood
afhankelijk is van de dobber en niet van de peur. Alleen als je
zonder dobber peurd maakt dit geen verschil.
Het rubberkraaltje is er om de draad
en de knoop niet beschadigen.
Hou de lijn tussen dobber en hengeltop ook zo kort mogelijk dat werkt
bij peuren het best, 50cm vindt ik het ideaalst.
Vis je bij nacht dan is een breekstaafje op de dobber bijna onmisbaar.
|
Waar en wanneer peuren ? |
Lees eerst het hoofdstuk waar en wanneer
voor paling.
90% is ook van toepassing bij het peuren.
De beste peurdiepte ligt tussen de 1 en 2 meter en dat beperkt de plaats
waar je optimaal kan peuren reeds aanzienlijk. In hoofdzaak is dit
meestal kort bij de oever maar dat is heus niet erg, want juist daar
aast de meeste paling het vaakst.
Dieper dan 2 meter krijg je vaak genoeg nog wel aanbeten, maar de
meeste paling laat los voor je ze in je net krijgt.
Op minder dan 1 meter kan het uitstekend als je maar stil bent en
het water troebel genoeg. Ideaal is het echter niet.
In de buurt van inkomende sloten en duikers is het vaak ook net iets
beter, waarschijnlijk omdat paling hier geregeld komt kijken of er iets
lekkers meegespoeld is.
Beschik je over een boot, wat in Nederland meer voorkomt dan in België
dan heb je natuurlijk meer mogelijkheden dan alleen de oevers en is
verkassen ook gemakkelijker. |
Hoe peuren ? |
Eindelijk is het dan zover, we kunnen gaan
peuren.
We vertrekken best in de vooravond en niet wanneer het reeds donker is.
We hopen hierbij dat de paling loopt. Dit is de term die palingvissers
gebruiken als de paling vlot aast en hierbij het water afzoekt naar
prooi.
Eerst zoeken we aan het water een plaats met de ideale peurdiepte van
rond de 1.5 meter. Dit doe ik door met de reeds gemonteerde peurstok maar
zonder de peur de diepte te peilen op verschillende plaatsen. Het lood
is zwaar genoeg om aan het slapvallen van de draad de diepte te zien.
Hebben we een plaats gevonden die ons aanstaat dan kunnen we ons
instaleren.
Als peurder beperk je het materiaal dat je meesleurt aanzienlijk. Een
uitrusting zoals een wedstrijdvisser gebruikt is totaal uit den boze.
Reden hiervoor is dat we als dat nodig is gemakkelijk willen verkassen.
Dus een klein koffertje met het nodige klein materiaal, een
klapstoeltje, het peurnet,
3 of 4 stevige hengelsteunen,
een goede lamp, liefst het model dat je op je voorhoofd bevestigt en
de peurstok.
Als extra voor het comfort is een platform met verstelbare poten wel
gemakkelijk, je zit steeds comfortabel en de verstelbare hengelsteunen
op de poten kan je op de juiste hoogte instellen. Neem er wel eentje met lange
poten !
Vergeet natuurlijk ook niet een frigobox met daarin de peur en de nodige
drank en eten.
Stel alles zodanig op dat je als het eenmaal donker is alles blindelings
kan terugvinden.
We plaatsen het peurnet juist naast de plaats waar we peuren. Dit
meestal bevestigt aan een extra stok (vaak de achterste delen van de
hengel die we voor het peuren gebruiken). Vis je vlak aan de oever dan
kan je een drijvend net gewoon ook vastleggen met een koord die je wel
vastmaakt aan de oever om wegdrijven te voorkomen.
De
juiste peurdiepte:
Begin steeds te peuren op een handbreedte boven de bodem.
Als ze niet bijten kan je eventueel iets hoger of juist vlak tegen de
bodem proberen wat bij felle stroming soms beter is.
Alle andere dieptes zijn uitzonderingsgevallen die in een volledige
peur-carrière bijna nooit voorkomen.
Viswijze:
Nu beweeg je de peur op en neer zodat de peur een waaierende beweging
onder water maakt waarbij de geur en smaak in het water verspreid wordt.
Je moet daarbij de peur heus geen halve meter opheffen.
Het volstaat de dobber even te laten pompen op het water. Dit doe je
door met een heen en weergaande polsbeweging de dobber als het ware
langzaam op het water te laten op en neer stuiteren.
Varieer ook in die beweging door even iets hoger of juist minder hoog te
tillen.
Ook kan je variëren in de snelheid waarmee je dit pompen uitvoert.
Langzaam of juist weer iets vlugger, of ook soms met kleine schokkende
bewegingen.
Tussen die pompende bewegingen laat je de peur ook steeds een 30 tal
seconden stil liggen.
Variëren en uitproberen is het belangrijkste, het kan iedere avond
verschillen.
Wat het beste resultaat geeft kan je alleen aan het water te weten
komen.
De
aanbeet.
Deze zijn tijdens een avond zo verschillend dat je er vaak zelf
door verast wordt.
Soms pakt een paling de peur zo agressief dat de peurstok bijna uit je
handen getrokken wordt. Andere keren zijn ze dan weer zo voorzichtig dat
ze als het ware aan de peur peuteren of zuigen.
De ene maal krijg je de aanbeet tijdens het pompen en bij voorzichtige
aanbeten meestal als de peur stilligt.
Gebeurd dit tijdens het pompen dan voel je dat onmiddellijk. Als de
peur stilligt kan je dit merken door schokkende bewegingen van de
dobber of door een dobber die plots onder duikt.
In alle gevallen probeer je dan de paling uit het water te tillen.
Ophalen:
De manier van ophalen hangt van de aanbeet en de diepte af.
Over het algemeen halen beginnende peurders te snel op en trekken
daardoor als het ware de peur uit de bek van de paling.
Je moet steeds voeling houden met de paling. Dit vraagt trouwens wel
enige zelfbeheersing en ervaring, maar alleen door te doen kan je het
leren.
Het spreek toch vanzelf dat "aanslaan" bij peuren uit den boze is !
De ophalende beweging moet steeds vloeiend zonder schokken in de
richting van het net gebeuren.
Op sommige avonden kan de paling zich zo stug in de peur vastbijten dat
hij zelfs boven water niet wil loslaten.
Andere keren laten ze steeds in de bovenste waterlagen los, dan kan je
proberen om juist daar iets vlugger op te halen.
Weer andere keren laat de paling los en hapt daarna onmiddellijk terug
toe. Dit zijn vaak de moeilijkste aanbeten en meestal van kleinere
paling. In dit geval kan je de peur treiterend omhoog brengen waarbij
het soms nodig is die even terug te laten zakken om de paling die
losliet terug tot aanbijten te verleiden.
Eenmaal dicht tegen het oppervlak breng je die dan met een snelle
beweging boven het net.
Bij een zware paling moet je zo nu en dan ook meegeven en deze langzaam
naar het net manoeuvreren. De laatste ruk over de rand van het net
gebeurd ook hier iets vlugger zodat de paling zich niet op het laatste
moment kan bedenken en loslaten bij het uit het water komen.
Paling verstrikt in de peur:
Het gebeurd uitzonderlijk dat een kleine paling in de peur verstrikt
geraakt, niet geregeld, gelukkig, maar je komt het zeker wel
eens tegen als je regelmatig gaat peuren.
Eerst probeer je deze eraf te krijgen door de peur even boven het water
te houden en te hopen dat hij zichzelf uit deze situatie kan bevrijden.
Maar in de helft van de gevallen lukt dat niet en moet je de paling zelf
verwijderen. Vaak is deze zichzelf hierbij met de peurdraad aan het
wurgen, waarbij hij de peur fel toetakelt.
Probeer bij het ontwarren zo weinig mogelijk aan de peur te komen of
gebruik een doekje. Soms is het beter om met een schaar een lus te
verwijderen voor de paling de peur onbruikbaar maakt, als dat reeds niet
gebeurd is.
De slijmlaag die de paling hierbij op de peur afzette schrikt zijn
soortgenoten zeker af. Het enige wat je kan doen is de peur achteraf met wat
droog stof of zand zoveel mogelijk slijmvrij maken. |
Adendum |
-
Peuren is in Nederland aan strikte regels
onderworpen en ook in België gelden er regels. Die veranderden ook
voordurend en kunnen op een informatieve site nooit actueel gehouden
worden. Daarom raden we u aan om vooraf goed te informeren. Voor België
staan de regels gewoon in het reglement van het Vlaams gewest. Voor
Nederland ligt dat iets ingewikkelder, hier kan je terecht bij de
Kamer van binnenvisserij of het bestuur van de hengelsportvereniging
waarbij je aangesloten bent.
-
Je peur achteraf bewaren. Het kan door
ze in te vriezen. Zie deze ingevroren peur echter alleen als
reserve voor een volgende keer. Een verse peur is nog steeds het beste.
- Paling
lokken. Theoretisch zou het kunnen. Maar ik ben er van overtuigt dat
het juist de peur is die de paling moet lokken.
Ik probeerde weleens paling te lokken maar dat verhaaltje kan je lezen
in een andere hoofdstuk over het vissen op grote aal.
- Vissen
met andere aassoorten of met een nylonkous.
Vergeet het, werken doet het niet op dat die enkele paling na.
- Peuren
op ondiep of tussen twee waters. Ook dit is uitzonderlijk en werkt in
95% van de gevallen niet.
- Vissen
met een gekneusde peur.
Blijven de beten uit en ben je ten einde raad dan kan het vaak nog
helpen door de peur even of meermaals onder je schoenzool te kneuzen.
Hierdoor komt er meer reuk en smaak vrij. Besef wel dat dit slechts
tijdelijk helpt en je peur daarna bijna waardeloos wordt.
|