|
Als er al een vissoort is waarvan
overduidelijk is dat het aasgedrag sterk afhankelijk is van de
weersomstandigheden dan is het wel de paling. Ook bij andere vissoorten
is dit merkbaar, maar toch niet zo uitgesproken als bij paling.
Al moet je er toch rekening mee houden dat ook hier weer uitzonderingen
de regel bevestigen zoals zowat bij alles wat vissen aanbelangt.
Onderstaand is dan ook een samenvatting van de talrijke ervaringen
opgedaan door palingvissers waar je alleen je voordeel mee kan doen.
|
DE JAARGETIJDEN |
Het
voorjaar
Het voorjaar is moeilijk. Enkele dagen zon doen ons reeds
denken dat het zomer is terwijl het nog steeds kan vriezen of sneeuwen.
Soms is het temperatuurverschil van de ene dag op de andere meer dan 10
graden.
De wind bepaald in deze periode vaak de temperatuur.
Zuidenwind doet deze vaak oplopen en dan wordt het aanmerkelijk
minder koud waardoor de vis actiever wordt.
Komt de wind uit het koude noorden dan brengt die poollucht en kan het
flink afkoelen en is zelfs vorst aan de grond geen uitzondering. Bij dit weer kruip de paling vaak voor weken terug in de modder en blijven
we best thuis.
Toch kan het voorjaar mooie vangsten opleveren. Als het enkele dagen
warm is dan ontwaken de vissen als het ware uit hun winterslaap.
Daarbij is de paling een grote kuitrover, en zeker als andere vissen
beginnen paaien is ook de paling actief.
We kunnen stellen dat in normale omstandigheden het palingseizoen zowat
in april start met warm weer.
De zomer
De zomer is goed voor paling. Warme temperaturen en broeierig weer
daar houd de paling van.
Aankomend zomers onweer en aantrekkende wind is voor mij in die periode
nog steeds de beste tijd om op paling te vissen. Met dit soort
weer kan je zelfs overdag vaak goed vangen.
Na de eerste onweersklap is het echter vaak gedaan en lijkt de paling
weer verdwenen, maar soms aast de paling gewoon door en vang je paling
zolang het noodweer aanhoud.
Bewolkt weer is ook altijd beter of een heldere hemel.
Verder is stabiel weer en een hoge barometerstand een goed teken.
Maar ook tijdens de zomer is paling erg gevoelig voor plotse
weersveranderingen. Draait de wind en/of zakt de temperatuur dan wordt
hij minder actief.
De herfst
Zolang de zomerse temperaturen aanhouden kan je vaak goed paling vangen.
De herfst is zelfs de actiefste tijd voor de paling met september als de
beste maand. Je kan dagen meemaken dat het lijkt of ze uitgehongerd zijn
en vetreserves voor de winter moeten aanleggen.
Dit is vaak de periode waar het overdag zelfs iets beter kan zijn of 's
nachts.
Oktober en november daarentegen zijn erg wisselvallig. In die maanden kan het immers 's avonds en 's nachts flink afkoelen en
aan koude heeft paling nu eenmaal een hekel en blijft hij liever lekker
in de modder.
Dus vissen op paling kan, zolang het maar warm weer is.
De winter
Van welke kant de wint ook komt, de kans op een mooie palingvangst is
bijna nihil.
Het is dan ook beter thuis aan de haard dan aan het viswater.
Samenvatting:
We kunnen stellen dat de beste tijd voor paling einde van de lente, begin
zomer en de vroege herfst zijn met als goede tweede de ganse zomer.
Beste uren zijn de schemering tot enkele uren na middernacht.
Bewolkt weer is een must.
Echt goeie momenten zijn de uren voor een aankomend onweer.
|
Diverse weersomstandigheden |
Maanstanden:
De maan heeft invloed op eb en vloed en waarschijnlijk zijn er hierdoor factoren die wij niet kennen maar waar de paling wel op reageert.
Feit is dat beroeps palingvissers zelden gingen vissen bij volle maan. Ze
gebruikten die tijd om hun materiaal te onderhouden. Toch een teken waar
je mee rekening kan houden. De meeste palingvissers geven dan ook
de voorkeur aan donkere maan.
Doorgaans worden de vangsten 2 à 3 dagen na volle maan reeds weer beter.
Ook vinden de meeste vissers afnemende maan beter dan opkomende maan.
Barometerstand:
Uit een enquête is vastgesteld dat de meeste palingvissers hier niet
echt rekening mee hielden.
Toch kan je stellen dat bij een hoge barometerstand, dus als we kunnen
spreken van een vast weertype er meer kans is dat de paling loopt.
Dit vooral in het voorjaar en tijdens de zomer.
Op een dalende barometerstand, zelfs als het dan nog goed weer is,
reageert de paling door veel minder of helemaal niet meer te azen.
Opvallend is dat de paling zich in de herfst veel minder aan deze regels
houd.
De wind:
Zuidwestenwind heeft duidelijk de voorkeur
Zuidenwind is nog prima.
Zuidoost, noordwest en oostenwind hangt er zowat tussenin.
Noordenwind of noordoostenwind is meestal slecht.
Een en ander hangt daarbij duidelijk samen met de temperatuur en hoe
stabiel het weer is. Een verandering van windrichting is zelden
goed omdat daar ook vaak een temperatuur en weerverandering mee samen
gaat.
De windkracht doet er zelden toe, al prefereren de meeste palingvissers
toch wel een kabbelend wateroppervlak liever dan windstil weer.
En storm is al helemaal onaangenaam, of het ook de paling iets uitmaakt
weet ik niet.
Regen:
Na een fikse regenbui of zelfs tijdens een flinke onweersbui maak je
kans op een goede vangst. Op voorwaarde dat het daarbij niet fiks
afkoelt.
De reden hiervoor kan zijn dat er door de regen allerlei klein voedsel
in het water gespoeld wordt.
Tevens is het water vaak iets troebeler, wat een paling die op zijn
reuk jaagt niet stoort maar waardoor alles toch wat minder zichtbaar is
onder water. |
Waar ? |
Echte hotspots zijn sterk afhankelijk van
water tot water en van het moment waarop je aan het vissen bent.
Je kan paling immers zowat overal vinden, zij het minder dan vroeger.
Van vlak bij de oever tot op diep water. Zowel in zoet als zeewater.
Meestal op of tegen de bodem. Grote paling kan je daarentegen ook ruim boven de bodem goed vangen.
De manier van vissen zal dus in ruime mate de plaats bepalen waar we
paling hopen te vangen en niet de plaats waar paling aanwezig is, al
hopen we wel dat hij juist daar is waar we willen vissen.
Paling is nu eenmaal moeilijk te lokaliseren. Alleen ervaring leert je
waar je meer of minder paling kan verwachten. Toch zijn er enkel
regeltjes waar je wel rekening mee kan houden maar die heus niet
zaligmakend zijn.
--In de oeverzones zit de meeste paling, al zijn deze doorgaans kleiner.
--Bij helder weer zoekt de paling dieper water op.
--In kanalen en overdag vis je het best in de vaargeul.
--De ene oever kan steeds beter zijn of de andere, dat moet je zelf
ondervinden.
--De oever waarop de wind staat is ook doorgaans beter.
--Waterplanten zijn ook steeds een goede indicatie, zowel oeverplanten
of onderwaterplanten.
--Plaatsen met lichte stroming zijn altijd beter of stilstaand water.
Het is wel zo dat het ene water nu eenmaal meer paling bevat dan het
ander.
In principe kan ik stellen: hoe dichter bij zee en hoe
toegankelijker vanaf zee een water ligt, hoe meer paling je kan
verwachten. Privé en afgesloten waters bevatten door het gebrek aan
uitzettingen steeds minder paling al zijn juist daar vaak nog de
grootste exemplaren te vinden.
Informeren en informatie uitwisselen met andere vissers helpt je reeds
een goed eind op weg en door zelf uit te testen kan je alleen maar beter
worden.
Verrassingen en teleurstellingen zijn daarbij zeker niet uitgesloten.
|
|