Techniek: enkele basis regels |
Gericht vissen op paling ?
De meeste vissers maken voor het eerst kennis met een paling als bijvangst
tijdens het vissen op andere vissoorten met klein levend aas zoals: vers de vase, maden en wormen.
Dit vaak met als resultaat een kronkelende paling aan het uiteinde
van de lijn die in no-time zorgt voor een slijmerige onontwarbaar
kluwen waar de betreffende visser vaak geen raad mee weet, en daar
blijft het dan meestal bij.
Een kleine minderheid van de vissers raakt echter gefascineerd door deze
mysterieuze sterke en culinaire vis en probeert deze dan ook gericht aan
de haak te krijgen.
En dat kan met verschillende technieken, de ene al selectiever dan de
andere.
De
aanbeet:
Hoe je de aanbeet van een paling waarneemt verschild sterk, afhankelijk
van de manier waarop je vist. Dit kan je lezen bij de verschillende
montages.
Paling neemt het aas echter bijna steeds resoluut en slikt het vaak vlug
naar binnen. De meeste palingvissers vissen op paling voor de pan en
laten de vis dan ook vaak de tijd om het aas te slikken. Toch wil ik hier
een oproep doen aan diegenen die de paling na de vangst willen
terugzetten: wacht niet te lang met aanslaan, dat is meestal niet
nodig. Liever iets te vroeg dan te laat aanslaan.
Wanneer je juist moet aanslaan is onvoorspelbaar en moet je gewoon
ondervinden.
Soms sla je snel aan en haak je ze, terwijl je ze de andere avond laat
doorbijten en toch sla je steeds mis.
Of je kan kiezen voor een systeem waarbij je meer kans maakt om de
paling vooraan in de bek te haken zoals het paternoster systeem waarbij
de paling zichzelf haakt.
Maar ook al sla je vroeg aan of kies je voor een zelfhaaksysteem, bij
paling kan je nooit vermijden dat de vis het aas diep slikt. Dus voor No-Kill
vissers is palingvissen geen optie of je moet kiezen voor het peuren op
paling. Bij peuren heb je dat probleem natuurlijk nooit, daar heb je immers geen haak.
Vis je voor de pan, vis dan niet voor de buren, maar beperkt de vangst
tot jezelf.
Het
landen
Bij grote paling gebruik je een landingsnet. Een groot fijnmazig pannet
is hier het best voor geschikt. Altijd de paling met de staart eerst
naar het landingsnet brengen.
Kleinere paling heffen we gewoon aan de hengel uit het water. We vissen
immers steeds met een draaddikte die dat toelaat.
Veel vissers leggen de paling na de vangst op droog kantenpapier om deze
stil te houden. Dit brengt de paling echter onherroepelijke schade toe
aan het slijmvlies.
Beter is het gebruik van een zachte
natte
doek.
Deze kan je ook gebruiken om de paling in de hand te houden tijdens het
onthaken.
Neem de paling hierbij juist achter de kop stevig vast, maar druk ook
niet zo hard dat je hem beschadigt. De vitale organen van een paling
zitten immers juist achter de kop.
Je eerste palingen zijn wat moeilijk, maar je zal zien dat het na
enkele exemplaren al veel vlotter gaat.
Neem je de paling met de blote handen, maak deze dan steeds nat om het
slijmvlies zo min mogelijk te beschadigen.
Het bedekken van de ogen met een doek brengt de paling ook tot rust,
maar onthaken wordt dan wel moeilijk.
Grote paling wordt vaak kalm als je hem gestrekt legt en over de zijkant
en rug strijkt met de natte hand.
Kronkelt de paling te heftig, wacht dan even met onthaken tot hij
gekalmeerd is.
Hoe feller je de paling aanpakt, hoe feller hij kronkelt.
Onthaken
Visualiseer eerst waar de haak zich bevind.
Is dat in de lip of vooraan in de bek dan gaat het onthaken
gemakkelijkst met een bektang.
Is de vis dieper gehaakt maar de haak is nog zichtbaar, dan werkt een
plastieken onthaker het best.
Heeft de paling de haak zo diep geslikt dat hij niet meer zichtbaar is,
dan is de enige kans op overleven door de draad zo dicht mogelijk bij de
haak of de bek af te knippen zonder daarvoor eerst met een onthaker in
het diepste van zijn ingewanden te porren.
De maagsappen van een paling zijn immers best in staat de haak te
verteren.
Dus eerst kijken voor je probeert ! |
Plastic onthaker - visdoder |
Bewaren:
Vis je voor de pan dan is het best de paling direct na de vangst te
doden. Dit doe ik zelf met een visdoder waarmee ik de paling een tik op de
kop geef.
Wil je de vis terugzetten dan doe je dit best onmiddellijk na het
onthaken.
Is het een extra grote paling en wil je absoluut een foto bij daglicht,
dan bewaar je hem in een fijnmazig leefnet of beter nog in een
ondoorzichtige stoffen zak die je goed afgesloten in het water hangt.
Materiaal
Beperk het materiaal, een kleine gereedschapskoffer is ruim voldoende
om alles bij de hand te hebben.
Maak ook steeds voor het donker wordt dat alles een vaste plaats geeft
zodat je het blindelings kan terugvinden.
En het hoeft ook niet gezegd dat een lamp, liefst zo eentje dat je op
je voorhoofd kan bevestigen geen overbodige luxe is. Beter nog is beide
samen.
Stalen onderlijn of nylon ?
Vis je gericht op kleine paling dan voldoet nylon uitstekend.
Op grotere paling kan licht nylon niet, een dikkere draad en dan nog
liefst fluo carbon lijn is beter.
Vis je met vis, en kan je ook snoek verwachten, dan is een stalen onderlijn een noodzaak.
De meeste gerenommeerde palingvissers die gericht op grote paling (+1kg) vissen
gebruiken bijna altijd een stalen onderlijn.
Hengels
De hengel kan afhankelijk van de techniek die je gebruikt verschillen.
Zo kan je vissen met een vaste hengel, een telescoophengel of een of
andere werphengel.
Ga je gerichter op grotere paling vissen dan gebruik je meestal een
karperhengel.
Een vriend van mij gebruikt voor grotere paling altijd lichte
strandhengels maar zelf vind ik deze te zwaar.
|
Montages vaste hengel of
telescoophengel
met drijvertjes of breekstaafdobber |
Een van de minst selectieve manieren om op paling te
vissen.
Hiermee vang je doorgaans meer andere vissoorten zoals voorn, brasem,
karper en zeelt, dan paling. Zeker als je overdag vist is dit het geval. In de schemering en bij nacht worden die bijvangsten echter
beperkter en vang je in hoofdzaak paling.
Steeds minder toegepast maar daarom niet minder efficiënt. Palingvissen met drijvertjes is bij mijn weten
de oudste montages gebruikt
door palingvissers (niet beroeps) en eentje
die je zelfs in vaak oude tijdschriften terugvindt. Deze montage werd ook gebruikt voor het vissen op baars.
Het leuke aan deze montage is dat je de beet gewoon constant kunt
volgen en het kan trouwens nog steeds zeer effectief
palingvissen zijn.
Als hengel kan een stevige vaste hengel dienst doen maar nog beter is
het om gebruik te maken van een telescopische werphengel van rond de 4
meter
Ver uit de kant hoef je immers nooit te vissen.
Gebruik je een vaste hengel, zorg dan zeker voor een stevig topeinde
type karpertop, een voorn of brasem topeinde is gewoon te dun voor
paling.
Voor beide montages gebruik ik als hoofdlijn 18 tot 25/00 nylon. Niet echt
licht voor de meestal niet te grote paling, maar een iets dikkere lijn
verward minder gemakkelijk, wat zeker bij nacht een pluspunt is. Daarom
ook wordt zelden gebruik gemaakt van gevlochten draad.
Voor die reden gebruik ik ook een onderlijn bevestigt aan een
speldwartel. Een paling kan immers soms de lijn zodanig in de knoop
brengen dat vervangen van de onderlijn gemakkelijker is of ontwarren.
Zorg dan ook steeds voor enkele reserve onderlijntjes.
Je kan je de onderlijn ook iets dunner nemen dan de
hoofdlijn.
Als haak een langstelige haak in de maat 4/0 tot 8/0. Langstelig omdat dit
nu eenmaal beter is voor wormen als aas. Indien mogelijk met kleine
weerhaakjes op de steel waardoor de worm beter open kan gepresenteerd
worden. (vb kensaki eel haken)
Gebruik licht gekleurde drijvertjes, of monteer ze steeds met de
lichtste kant bovenaan, zo zie je ze beter in het donker.
De drijvertjes worden niet echt uitgelood. Slechts 1 of 2 knijploodjes
zorgen ervoor dat het aas op diepte komt.
Een moderne variatie hierop is het extra aanbrengen van een dobber met
breeklichtje. De dobber wordt dan wel voldoende uitgelood.
Deze montage is beter als je bij nacht vist.
Ik vis dan meestal steeds met het lood juist boven of licht slepend op de
bodem.
De montage met alleen drijvertjes kan ook gebruikt worden om slepend de
bodem af te zoeken. In dit geval wordt iets overlood met de overbodige
loodjes op de bodem zodat het aas
steeds zeker op de bodem blijft. |
Klik op de afbeelding voor
een vergroting
|
Werphengelmontages met bodemlood |
Ook deze montage is niet echt selectief,
maar toch veel gebruikt omdat ze simpel is en er ver mee geworpen kan
worden en daarbij zowat met ieder werphengeltype te vissen is, maar meest
gebruikt is toch wel een karperhengel.
Deze montage
vist je met de molenbeugel open, de draad klem je dan vast tussen een
elastiekje op de hengel waardoor de draad bij wind niet van de molen kan
lopen. Hierbij gebruik je natuurlijk ook een oplopende waker, liefst
eentje met licht.
(zie karpervissen/materiaal2)
Een andere methode is gebruik maken van een baitrunner molen en een
opstelling zoals karpervissers gebruiken. De biepers zorgen er
hierbij voor dat je de beet hoort en zelfs niet hoeft te zien. Nadeel:
meer materiaal waardoor verkassen veel moeilijker wordt.
Bij een aanbeet met vis wacht je meestal na de eerste korte run op de
volgende run
of het zichtbaar doorzetten van de aanbeet om aan te slaan. |
n
(klik op de afbeelding voor een
vergroting) |
De gebruikte montages verschillen sterk en
zijn afhankelijk van het aas, de grote van de te verwachten paling en
het al dan niet aanwezig zijn van snoek.
Onderstaand enkele verschillende mogelijkheden. |
Montage voor klein aas.
Met klein aas bedoel ik in de eerste plaats wormen maar het kan ook
een stukje kaas, maden, slakken, vlees of een stukje vis zijn.
Als hoofdlijn en onderlijn, nylon van ongeveer 18-20/00. Haak:
langstelige palinghaak (kensaki) maat 4/0 tot 8/0 afhankelijk van
het aas. Loodgewicht tussen de 40 en 90gr.
Dit kan zowel rechtstreeks
of met een lijngeleider op de hoofdlijn aangebracht worden.
Denk ook eens aan het gebruik van een voerkorf met lokaas ! |
(klik op de afbeelding voor een
vergroting) |
Montage voor vis als aas.
Deze montage is van opzet identiek als de montage voor klein aas, maar
hiermee wordt gericht op grotere paling gevist. De gebruikte lijndikte
is daardoor hoger.
Als aas kan zowel een dood en gekneusd aasvisje, een stukje vis, kop of
staart, ingewanden of een levend aasvisje gebruikt worden.
Op waters waar je gericht op paling kan vissen en je slechts sporadisch
met snoek te maken krijgt is een nylon onderlijn favoriet.
Ook bij nacht krijg je met deze montage zelden te maken met snoek.
Is de kans op snoek echter reëel aanwezig, dan kan je niet anders of een
onderlijn van staaldraad gebruiken zoals in de voorbeeld tekening.
Meestal is een stalen onderlijn met een trekkracht van rond de 7kg en
30cm lang ruim voldoende.
Wil je toch met nylon vissen, gebruik dan fluo-carbon lijn van 40-50/00
als onderlijn, dat is iets beter bestand tegen snoektanden.
De haakgrote neem je in verhouding tot het aas en ook het gewicht van
het lood varieert door werpafstand en aasgrote.
Je kan gebruik maken van een lijngeleider voor de bevestiging van het
lood, maar het kan ook gewoon met een speldwartel op de lijn. |
(klik op de afbeelding voor een
vergroting) |
Montage met lood aan zijlijn.
Voor gebruik op een modderbodem waar de kans groot is dat het lood in de
modder zakt of bij een zachte bodembegroeiing van
waterplanten.
De extra wartel dient als stuitje en zorgt ervoor dat er voldoende
afstand is tussen lood en haak. Het rubber kraaltje doet dienst als
stootkussen tijdens het werpen. |
(klik op de afbeelding voor een
vergroting) |
Drijvende montage voor wormen.
Hierbij hangt het aas, een of meerdere wormen boven de bodem te bengelen.
Met deze montage heb je nog weinig last van andere bodemazers.
Belangrijk is dat je bij deze montage de lijn niet te strak opspant. Zoniet gaat
de functie van de onderwaterdobber verloren.
Maar ook weer niet zo slap dat de worm uit zichzelf naar de bodem zakt.
De afstand tussen onderwaterdobber en lood bepaald in grote mate de afstand
tussen aas en bodem en bepaal je volgens eigen gevoel zelf. Deze is door de
stoppers tevens aanpasbaar tijdens het vissen.
De onderlijn neem je ongeveer 30cm. |
(klik op de afbeelding voor een vergroting) |
Drijvende montages voor aasvis.
Wil je het aas, meestal een dode aasvis boven de bodem of boven een
plantenbed aanbieden dan moet je het aas drijvend maken.
Ook hier zijn er verschillende mogelijkheden.
Je kan hierbij gebruik maken van een onderwaterdobber. Die bestaan in
verschillende modellen en uitvoeringen. Afhankelijk van de montage kan
je variëren in de diepte waarop je de aasvis aanbied, tot zelfs
onder het wateroppervlak.
Hou er wel rekening mee dat bijna al deze montages moeilijk werpen,
vaak in de war geraken en daarbij nog zeer opvallend zijn.
Onderstaand een voorbeeld van een montage met een onderwaterdobber.
Zelf gebruik ik ze alleen nog uitzonderlijk bij het vissen op paling voor bovenstaande
redenen en ook omdat het in dit geval gemakkelijker is om met een dobber
te vissen
, wat door de komst van de breekstaafjes en lichtdobbers ook
bij nacht geen echt probleem meer is.
Toch vis ik ook nog geregeld met een bodemmontages en een aasvis drijvend boven
de bodem.
Dat doe ik heel simpel door de aasvis drijvend te maken met een stukje
piepschuim binnenin. Simpel maar doeltreffend. (voorbeeld2)
Andere gelijkaardige dobbermontages die je kan gebruiken voor paling mits aanpassen van de
lijndikten zijn terug te vinden bij
"Lijnmontages snoekbaars"
en
"Lijnmontages snoek"
|
Zwevende takel met onderwaterdobber
Dood aas popup
(klik op de afbeelding voor een vergroting) |
Paternoster systeem |
Een van de selectiefste systemen voor het
vissen op paling en ook een van de meest toegepaste.
Je vist er gericht mee op doorsnee paling, met de kans ook een groter
exemplaar te vangen. De echt grote palingen op dit systeem zijn echter
uitzonderingen.
In principe is het gedeeltelijk een zelfhaaksysteem waarbij we bij beet
toch nog aanslaan.
Als hengel kan je zowel gebruikmaken van een goedkope glasvezelhengel,
een telescopische hengel, of zelfs een karperhengel.
Enige vereiste is dat de top soepel is, maar toch stevig.
Als hoofdlijn circa 20-26/00 nylon met onderaan een wartellood van
40 tot 60gr.
Dit kan rechtstreeks aan de lijn of aan een speldwartel waardoor
omwisselen gemakkelijker wordt.
De zijlijntjes worden gewoon ter plekke in de hoofdlijn geknoopt.
Hiervoor maak je een grote dubbele lus in de hoofdlijn en je snijd de
lus aan één kant door. Het zo ontstane zijlijntje moet ongeveer 15cm
lang zijn.
(zie
"zijlijnknopen" voor meer
details)
Daar komt nu een langstelige wormhaak aan van nr 4 tot 7.
Gebruikelijk zijn 2 of 3 zijlijntjes.
Het onderste zijlijntje komt op ongeveer 20cm boven het lood. De andere
met circa 20/25cm tussen. De tussenruimte dient minstens zo groot te
zijn dat de zijlijntjes niet in elkaar kunnen haken.
Wormen aan de haak, inwerpen, de hengel schuin rechtop op de oever in
een hengelsteun plaatsen en de lijn strak draaien zodat de top licht
gespannen staat.
De hoek die de lijn met het water maakt kan je aanpassen door de
hengeltop hoger of lager te plaatsen. Hierdoor komen de haken dichter of
verder van de bodem te hangen.
Krijg je geregeld beet van andere witvis, dan is het beter de lijn iets
steiler te plaatsen, waardoor de haken verder van de bodem komen te
hangen.
Nu nog even een belletje op de top vastknijpen en wachten op het
gerinkel dat de eerste aanbeet aankondigt waarna je de haak kan zetten
door de hengel krachtig naar achteren te brengen. |
(klik op de afbeelding voor een
vergroting)
Detail zijlijnlussen
moderne versie van beetmelder belletjes |
Zie ook Paling Technieken 2
|