|
Vissen op
Snoekbaars
Techniek 2
Klik op de afbeelding voor
een vergroting
|
Vissen op de stoot met aasvisje of
visreepje |
Een combinatie van actief en statisch
vissen zonder de nadelen van beide.
Bij het vissen met kunstaas schiet het kunstaas relatief snel door een
zone waar snoekbaars aanwezig is en bij het statisch vissen ligt het
kunstaas vaak gedurende lange tijd op een plaats waar er geen snoekbaars
te bespeuren valt. Het is een systeem dat eenvoudig, maar zeer effectief is. Het is
ook de manier waarbij je op een eenvoudige wijze een groot gebied water
kunt afzoeken op zoek naar actieve snoekbaars. Als aas kan zowel gebruik
gemaakt worden van een levend of dood aasvisje als van een visfladdertje.
Voor beiden zijn er voor en nadelen.
Het voordeel van een levend aasvisje is dat deze ook bij het stil liggen
nog attractief beweegt en het is en blijft een natuurlijke prooi. Het
enige nadeel is dan wel dat je steeds je keteltje met aasvisjes moet mee
sjouwen. Het moet ook toegelaten zijn,
In Nederland is het verboden te vissen met levende aasvis, dus hier kan
je niet anders of een dood aasvisje gebruiken.
En waarom nu een reepje vis en liever geen dood aasvisje ?
Met een aasvisje krijg je beduidend meer loslaters en in het andere
geval is de vis vaak diep gehaakt.
Met een visfladdertje gebeurd dit veel minder en je kan daarboven bijna
vrijwel direct na de aanbeet succesvol aanslaan.
Een bijkomend voordeel is dat de snoekbaars zowel zijn zicht als zijn
reukzin gebruikt bij de jacht.
De fladderende beweging van het visfladdertje trekt zijn aandacht en de
geur prikkelt zijn honger.
Daarbij kan het fladdertje zowel uit een voorn als uit een zeevis
gesneden worden. Deze laatste, zoals bv. een makreel geven een
intensere visgeur af.
Uitrusting:
Als uitrusting nemen we een wat langere soepele spinhengel. Op de molen
een hoofdlijn van gevlochten draad circa 14 tot 18/00.
Als onderlijn, nylon of eventueel fluo carbon met een trekkracht van
2.5 tot 4kg.
De onderlijn neem ik vaak ruim 1 meter, maar soms korter bij winderig
weer of wanneer ik regelmatig in de war werp.
Een langere onderlijn werpt ook iets minder ver, maar ik heb er
nu eenmaal meer vertrouwen in.
Als werplood is 20 gram meestal ruim voldoende, maar dat pas je aan,
aan de omstandigheden en de werpafstand.
Zelf gebruik ik meestal een rond of een sleeplood. Deze vormen lopen
immers minder vaak vast aan de bodem bij het verslepen.
Verder kan je verschillende montages gebruiken. In het eerste voorbeeld
is het lood gewoon op de hoofdlijn geschoven met gebruik van een
lijngeleidertje waardoor wisselen van loodgewicht vrij vlot kan indien
nodig en waardoor de lijn door het talrijke werpen iets minder
beschadigt.
Het aas blijft hierbij vrij dicht bij de bodem.
In voorbeeld 2 gebruik ik een pop-up systeem met een kurkje. Hierdoor
gaat het visfladdertje of aasvisje bij inhalen iets verder boven de bodem zweven wat
het iets zichtbaarder maakt. Stop je met inhalen dan dwarrelt het
visreepje door de iets langere onderlijn terug naar de bodem.
Daarbij perfect een in doodstrijd verkerende vis imiterend.
In mijn aquarium gaat een stervende vis immers ook op de bodem liggen en
fladdert hij geregeld een tiental cm omhoog om daarna weer naar de bodem
te zakken.
Welk systeem je ook gebruikt, beiden voldoen uitstekend alhoewel ikzelf
toch syusteem 2 prefereer.
|
(klik op de afbeelding voor een
vergroting) |
Het visfladdertje als aas:
Gebruik ik een visfladdertje dan is dit gesneden uit een blankvoorn, maar soms ook uit een makreel.
Ik snij het bijna steeds in de vorm van een langwerpige driehoek, maar
soms ook in een reepje. Aan het begin laat ik wat meer visvlees zitten
en plat het af naar de top van de driehoek toe.
De haak wordt tweemaal door de stugge huid geprikt op zo'n manier dat
het stukje vis mooi plat blijft en zodoende onderwater niet gaat roteren, maar fladdert.
viswijze 1:
Je kan in de eerste plaats op stoot vissen en dat doe ik als
volgt.
Na het inwerpen laat je alles naar de bodem zakken, en draai je de lijn
strak. Bedoeling is nu het aas actief binnen te vissen. We kunnen dit op
twee manieren doen. De eerste is uiterst langzaam binnendraaien tot aan
de oever. Meestal is het echter beter om steeds enkele meter binnen te
draaien, waarna je een korte pauze inlast van een tiental seconden. Dit
herhaal je eveneens tot aan de oever. Zo zoek je systematisch de hele
stek af. Soms werp ik zelfs meerdere keren over dezelfde plek als ik
vermoed dat er snoekbaars ligt. Het herhaaldelijk voorbij komen van een
prooivis, kan een passieve snoekbaars soms toch tot aanbijten aanzetten.
Blijf ik zonder beet, dan verplaats ik mij, waarbij ik erop toezie dat
mijn worpen steeds de uiterste rand van mijn vorige plaats overlappen.
De aanbeet is te herkennen aan een forse of lichte tik op de top. Het kan
ook een vrij plotseling trekken op de lijn zijn, of de lijn wordt gewoon
tegengehouden tijdens het binnendraaien, wat bijna lijkt of je vastloopt. Om het even welke beet, steeds reageer je hierop door lijn te geven met
de hengel en zo vlug mogelijk de molenbeugel te openen zodat de vis vrij
lijn kan nemen. Gaat de vis goed door, dan kun je aanslaan. Bij deze
manier van vissen gebeurd het vaak dat de snoekbaars na de eerste aanbeet
stil blijft liggen of het aas loslaat. Meestal duurt dit slechts enkele
seconden, waarna hij er weer met het aas vandoor gaat. Niet zelden
gebeurt het ook dat na wat wachten zonder resultaat, je bij het opnieuw
starten van het binnenvissen terug een ruk op de hengel krijgt.
viswijze 2:
Een andere manier is deze waarbij je met twee hengels vist, waardoor je
kansen aanzienlijk stijgen. Hierbij vis je met twee hengels.
Deze combinatie van beweging en rustperiodes blijkt bij het vissen op
snoekbaars vaak uiterst effectief.
Beide hengels worden uitgeworpen. De ene hengel leg ik weg met geopende
molenbeugel. De andere hou ik in de hand en laat het aas naar de bodem
zakken. Na enkele minuten hef ik de hengel omhoog waarbij ik het
aas iets terugtrek. Soms met een lange haal en andere keren weer met
korte rukjes. Dan volgt een pauze.
Vervolgens weer enkele rukjes en wat omwentelingen van de werpmolen.
Na drie van dit soort sprongen waarbij ik het aas ongeveer een vijftal
meter heb binnengevist, leg ik de hengel met geopende molenbeugel neer.
Hetzelfde doe ik nu met de andere hengel.
Het spreekt vanzelf dat je terwijl je met de ene hengel actief vist, je
ook de andere hengel in het oog moet houden. Je kan dit oplossen door
gebruik te maken van een beetverklikker met geluid maar dit is wat
omslachtiger bij het regelmatig verplaatsen en daarbij heb je ook steeds
dat piepend geluid !
Het afwisselend binnenvissen en pauzeren herhaal ik met beide hengels
net zo lang tot het aas als het ware onder de hengeltop komt.
Laat je niet verleiden om de laatste meters zo maar eventjes vlug binnen
te vissen. Je mist dan vaak de knallers van aanbeten vlak bij de oever.
De aanbeten:
Ongeveer de helft van de aanbeten krijg je terwijl je binnen vist.
Je voelt een rukje of een tik op de hengeltop. Onmiddellijk breng je de
hengeltop naar voren en geeft de vis wat lijn om vervolgens bij het
straklopen van de lijn de haak te zetten.
De andere helft van de aanbeten komt als het aas in rustand ligt. Ook
hier sla je aan als de lijn strakloopt.
Blijven de beten uit, dan verplaats ik me enkele meter, en begin
opnieuw.
Krijg ik de aanbeten steeds op dezelfde plaats of manier, dan pas ik
mijn viswijze hierop aan.
Op deze manier vis je een groot gebied systematisch af waarbij je bijna
steeds op echte hotspots beland.
|
Vissen met getakeld aas |
In principe is dit identiek als vissen op de stoot met als enig verschil
dat men bij een aanbeet onmiddellijk aanslaat net zoals bij het vissen met
kunstaas. Takels zijn in iedere hengelsportzaak te koop. De bekendste is
de drachkovitch takel. Met een beetje handigheid kan men een
takeltje echter ook best zelf maken. Hiervoor heb je alleen wat
staaldraad nodig en dreggen. Als je thuis reeds enkele korte
staaldraadjes maakt in verschillende lengtes, met aan het uiteinde een
oogje, en aan de andere kant een dreg, kun je aan het viswater alle
kanten uit. Op de lijn plaatst u een schuiflood gevolgd door een
speldwarteltje. De aasvis bevestig je door twee dreglijntjes te
nemen met een lengte in verhouding tot de aasvis. Steeds een kort en een
lang dreglijntje. De eerste haak moet ongeveer ter hoogte van de
kop komen, en de tweede ongeveer aan de staartwortel. Je begint
steeds door de dreglijntjes door de kieuwen te halen, een door elke kieuw, en die langs de bek terug te laten uitkomen, waarna je ze met het oogje
in de wartel hangt. Vervolgens prik je een punt van beide dreggen vast in
het aasvisje. De achterste haak kun je daarbij zo vastprikken dat de
aasvis iets gebogen komt te staan om wat meer actie te krijgen tijdens het
binnenvissen.
|
Drachkovitch takel
(klik op de afbeelding voor een
vergroting) |
Vissen vanaf een boot |
In principe kun je alle hier beschreven vismethodes evengoed of zelfs nog
beter toepassen vanuit een boot. Daarbij heeft een boot nog talrijke
extra voordelen.
Voor anker:
Goed ankeren is een eerste vereiste. Hoe vaak zie je niet een anker met
een flinke zwaai inwerpen. Op die manier is de kans op een vlugge aanbeet
bijna op voorhand het water ingegooid. Laat een anker steeds voorzichtig
naar de bodem zakken, en maak dat het ankertouw voldoende lengte heeft.
Wil je regelmatig verkassen, laten we zeggen, zo om het kwartier,
gebruik dan één anker. Blijf je langer op dezelfde plaats omdat je de
stek bv. goed kent, gebruik dan twee ankers. Goed ankeren is een kunst
en je moet het echt leren.
Markeringsboei: Meestal gebruik je een markeerboei samen
met een visvinder. Op de met de visvinder gevonden stek wordt het markeerboeitje uitgezet om nadien rustig te kunnen ankeren zonder de
exacte locatie te verliezen. Op het water verkijk je algauw enkele
meter. (vb1) |
1 Vb. van ankeren met behulp van markeerboei
2 Vissen met de wind of stroming
(klik op de afbeelding voor een
vergroting) |
Extra boot
vismogelijkheden: Buiten alle normale vistechnieken
kun je met een boot nog net iets meer.
Visvinder: Op groot water is een visvinder
bijna een onmisbaar deel van de uitrusting in een boot. Informatie over
diepte en bodemprofiel is juist voor de snoekbaarsvisser van cruciaal
belang. Met een GPS systeem kun je dan weer alle stekken bijhouden zodat
je een de volgende maal niet meer moet zoeken en rechtstreeks naar de
goede stek kunt varen. Maar ook de meest gesofisticeerde hulpmiddelen
kunnen geen vangst garanderen, het blijft immers nog steeds vissen ! De
werking en het gebruik van een visvinder staan uitgebreid beschreven in
het hoofdstuk
"Visvinder"
Gebruik maken van de wind of stroming:
(vb2) De wind kan het een bootvisser
knap lastig maken, maar je kan er ook handig gebruik van maken. Leg de
boot zo voor anker dat je zijwind hebt. Nu werp je met een drijvende pen
schuin wind opwaarts. Met de wind drijft de dobber met het aas nu op een
natuurlijke wijze over de stek. Dit werkt ook met een zachte
tegenwind waarbij je het aas enige meters over de stek heen gooit en
deze dan rustig met de wind mee terug binnenvist. Met de wind mee
vissent kun je het aas tegen de talud laten aandrijven. Is er
genoeg wind of stroming, dan kun je zelfs door de drift tegen te houden,
het aas voor de dobber laten uitgaan waarbij het aas iets omhoog klimt.
Op deze manier kun je het aas zelfs over de richel heen vissen. En dit
zijn slechts enkele mogelijkheden met de wind of stroming als
hulpmiddel. Met zelf experimenteren ontwikkel je met tijd uw eigen
stijl.
|
Nog enkele extra bootviswijzen
(klik op de afbeelding voor een
vergroting) |
Voor nog meer montages zie het
hoofdstuk "snoekbaars-montages" |
|
|
|